Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Breda, 18 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 12/2248

Uitspraakdatum: 18 december 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 2 februari 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 120.000 en de gelijktijdig bij beschikkingen opgelegde verzuimboete van € 113 en heffingsrente van € 6.287 (aanslagnummer [nummer].H.76).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2012 te Middelburg.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigden, [gemachtigden], en namens de inspecteur, [gemachtigden].

  1. Beslissing

    De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

  2. Gronden

    2.1. Aan belanghebbende is ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd over het jaar 2007 omdat hij het aan hem uitgereikte aangiftebiljet over dat jaar niet had ingediend. Na het opleggen van de aanslag is alsnog een aangifte ingediend, door [kantoor X]. De inspecteur heeft de aangifte aangemerkt als een bezwaarschrift en uitspraak gedaan op 2 februari 2011. Het beroepschrift is ingekomen bij rechtbank ‘s Gravenhage op 24 maart 2011, derhalve niet binnen de wettelijke termijn van 6 weken na de dagtekening van de uitspraak. De rechtbank ‘s Gravenhage heeft bij uitspraak van 5 augustus 2011 als bedoeld in artikel 8:54 Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 19 april 2012 is het verzet tegen die uitspraak gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet had bewezen dat de uitspraak rechtsgeldig was verzonden. Dat betekent dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond (artikel 8:55, zevende lid, Awb).

    2.2. De ontvanger heeft belanghebbende op 7 februari 2011 bericht dat het uitstel van betaling voor de aanslag was vervallen omdat op het bezwaar was beslist. Belanghebbende heeft vervolgens op 10 maart 2011 contact opgenomen met de belastingdienst, maar niet direct met de inspecteur die zijn zaken behandelde. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende aldus de beroepstermijn laten verlopen en is het beroep niet-ontvankelijk.

    2.3. De rechtbank ’s Gravenhage heeft in haar uitspraak op verzet van 19 april 2012 geoordeeld dat de inspecteur niet had bewezen dat de uitspraak was verzonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur dat bewijs nog steeds niet geleverd. Weliswaar is aannemelijk dat de uitspraak klaargelegd is voor verzending, maar niet aannemelijk is gemaakt dat die uitspraak ook daadwerkelijk ter post is bezorgd. De beroepstermijn gaat dan pas lopen na de correcte verzending van (een kopie) daarvan (artikel 3.41 Awb, Hoge Raad 29 juni 2012, nr. 11/03759, LJN BW0194). Die verzending is geschied op 14 maart 2011. Het beroepschrift is ingediend binnen 6 weken na de verzending van (de kopie van) de uitspraak en is ontvankelijk.

    2.4. De aanslag is opgelegd naar een inkomen uit werk en woning van € 120.000. Tevens is een verzuimboete opgelegd van € 113. In de aangifte is het inkomen uit werk en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT