Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Alkmaar, 13 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Alkmaar

RECHTBANK ALKMAAR

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 11/3176 en 11/3177

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2012 in de zaken tussen

  1. [naam], te [plaatsnaam]

    (gemachtigde: mr. H. Martens), en

  2. [naam.1] en [naam.2], te [plaatsnaam],

    eisers,

    en

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland, verweerder

    (gemachtigde: H. Medema).

    Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: IntermarisBlokinvest B.V., te Hoorn (gemachtigden: [naam.3], [naam.4] en [naam.5]).

    Procesverloop

    Bij besluit van 28 maart 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van 23 woningen op het terrein “De Smidse”, op de hoek van de [naam.A] en de [naam.B] te [plaatsnaam].

    Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.

    Bij besluit van 18 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Het aantal parkeerplaatsen waarin het bouwplan voorziet is bij het bestreden besluit met twee uitgebreid.

    Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

    Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2012. Eiser onder 1 heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door A.D.M. Truijens. Eisers onder 2 zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

    De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

    Overwegingen

  3. Het bouwplan voorziet in 23 woningen met daarbij behorende openbare ruimten. Langs de [naam.A] en de [naam.B] worden acht vrijstaande woningen gebouwd. Voorts worden twee rijtjes van vijf woningen, twee aaneengebouwde en drie aaneengebouwde woningen gebouwd.

  4. Op 27 juni 2008 is de aanvraag om bouwvergunning bij verweerder binnengekomen. Het wettelijk kader wordt dan ook gevormd door de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de Woningwet (Ww), zoals die luidden tot 1 juli 2008.

  5. De rechtbank stelt vast, en tussen partijen is dit ook niet in geschil, dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Oosterblokker”, nu het voorziet in 23 woningen, terwijl op het betreffende perceel onder meer de bestemming “Bedrijven” rust.

    Omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan dient de aanvraag om bouwvergunning tevens te worden aangemerkt als een aanvraag om vrijstelling van het bestemmingsplan. Voor het bouwplan kan slechts bouwvergunning worden verleend, indien vrijstelling van het bestemmingsplan wordt verleend. Verweerder heeft voor het bouwplan vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO verleend. Het bouwplan is daartoe voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, opgenomen in de notitie “Projectprocedure ex artikel 19, lid 2 WRO t.b.v. de bouw van 23 woningen op het terrein De Smidse te [plaatsnaam]” van 12 maart 2010.

    4.1 Eisers onder 2 hebben aangevoerd dat verweerder, gezien de speerpunten 3, 5 en 7 van het provinciale “Beleid inzake toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening”, ten onrechte geen vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO voor het bouwplan heeft gevoerd.

    4.2 Ter zitting is aan de hand van “kaart 1: overzichtskaart uitsluitings- en zoekgebieden” behorende bij het streekplan “Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord” vastgesteld dat het bouwterrein ligt in gebied aangeduid als “Bestaand stedelijk gebied” en dat het niet in “Uitsluitingsgebied” ligt. De speerpunten 3 (woningbouw in uitsluitingsgebieden) en 7 (niet-agrarische functie in landelijk gebied) zijn dan ook niet aan de orde.

    Verweerder heeft mogen uitgaan van de verklaringen op de kaart. Anders dan eisers onder 2 hebben betoogd, is noch de toelichting op noch de tekst van het streekplan leidend.

    De rechtbank overweegt verder dat gesteld noch gebleken is dat het project is gelegen binnen een beschermd stads- of dorpgezicht in de zin van de Monumentenwet 1998, zodat ook speerpunt 5 niet aan de orde is.

    Gelet hierop is geen speerpunt van provinciaal ruimtelijk beleid aan de orde.

    4.3 Ter zitting is daarnaast aan de hand van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland vastgesteld dat het project niet is gesitueerd binnen een gebied waar sprake is van hoge en zeer hoge historisch geografische waarden dan wel stedenbouwkundige structuren van hoge en zeer hoge waarde. Gelet op de toelichting bij speerpunt 5 is daarom evenmin een verklaring van geen bezwaar vereist op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO.

    4.4 Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO voor het bouwplan gevoerd. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

  6. Het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van verweerder, waarbij verweerder beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit om vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen.

  7. Verweerder heeft blijkens de ruimtelijke onderbouwing aan het verlenen van vrijstelling ten grondslag gelegd dat het bouwplan aansluit op zijn beleidslijn en die van de provincie doordat het voorziet in een passende woonbestemming...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT