Voorlopige voorziening+bodemzaak van Council of State (Netherlands), 8 de Marzo de 2013

Datum uitspraak 8 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201300711/1/A1 en 201300711/2/A1.

Datum uitspraak: 8 maart 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Loon op Zand, (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 januari 2013 in zaak nrs. 12/7109 en 12/7110 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand.

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2012 heeft het college aan de gemeente Loon op Zand omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 22 bomen en een deel van een exotenbosje en het handelen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten op de locatie Kasteelweg/Gildeweg te Loon op Zand.

Bij uitspraak van 18 januari 2013 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 november 2012 vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand worden gelaten en bepaald dat de in de verklaring van geen bedenkingen opgenomen beperkingen en voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] hoger beroep ingesteld.

Voorts heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 januari 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J.C. Mol en P. Twisk, en het college, vertegenwoordigd door J.H. Beekman, werkzaam bij Arcadis, en mr. M.C. Weel-van de Put en mr. F. Carli, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voort is daar de gemeente, vertegenwoordigd door J.D.N. Kraeima, gehoord.

Overwegingen

1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2. Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Ingevolge artikel 2.18 kan de omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.

Ingevolge artikel 2.22, tweede lid, worden, indien toepassing is gegeven aan artikel 2.27, vierde lid, aan een omgevingsvergunning de bij de verklaring aangegeven voorschriften verbonden.

Ingevolge artikel 2.27, eerste lid, wordt in bij wet aangewezen categorieën gevallen een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft.

Ingevolge het vierde lid bepaalt het bestuursorgaan dat de verklaring geeft daarbij dat aan de omgevingsvergunning de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT