Herziening van Supreme Court (Netherlands), 19 de Marzo de 2013

Datum uitspraak19 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

19 maart 2013

Strafkamer

nr. S 01692/07 Hs

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 februari 2004, nummer 21-003185-02, ingediend door mr. F.L. Lischer, advocaat te Almere, namens:

[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

  1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

    Het Hof heeft de aanvrager ter zake van 1. "medeplegen van poging tot doodslag", 2. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft" en 3. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en zes maanden.

  2. De aanvraag tot herziening

    2.1. De aanvraag tot herziening en de na de conclusie van de Procureur-Generaal Fokkens ingekomen aanvulling daarop zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    2.2. De aanvraag berust op de stelling dat de zaak van de aanvrager destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en de wijze van uitvoering van een in deze zaak uitgevoerde geuridentificatieproef.

  3. De conclusie van de Procureur-Generaal

    De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag als ongegrond zal afwijzen.

  4. Achtergrond van de aanvraag

    Aan de aanvraag is gehecht een brief van mei 2007 van het Arrondissementsparket Zwolle-Lelystad gericht aan de aanvrager. In deze brief is de aanvrager een mededeling gedaan omtrent mogelijk onjuist uitgevoerde geuridentificatieproeven in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland. In deze periode zou de speurhondengeleider tijdens het afnemen van de geuridentificatieproef regelmatig, in afwijking van het vastgestelde protocol, vooraf op de hoogte zijn geweest van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Volgens het openbaar ministerie zou ook in de zaak van de aanvrager gebruik zijn gemaakt van een dergelijke geuridentificatieproef. De onderhavige aanvraag is naar aanleiding van deze mededeling ingediend.

  5. Aan de beoordeling van de aanvraag voorafgaande beschouwing

    5.1. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent, hetgeen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest (vgl. HR 22 april 2008, LJN BC8789, NJ 2008/591).

    5.2. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat - ware dit gegeven bekend geweest - het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepassing van een minder zware strafbepaling.

    5.3. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager terzake zou hebben vrijgesproken. In dat geval is sprake van een beroep op een gegeven als hiervoor onder 5.2 vermeld.

  6. Beoordeling van de aanvraag

    6.1. Bij voormeld arrest waarvan herziening wordt gevraagd is ten laste van de aanvrager bewezenverklaard dat:

    "1. hij op 15 mei 2002 te Biddinghuizen, gemeente Dronten, ter...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT