Voorlopige voorziening van Centrale Raad van Beroep, 19 de Marzo de 2013

Datum uitspraak19 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

13/494 WWB-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening

Partijen:

[A. te B.] (verzoeker)

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

Datum uitspraak 19 maart 2013.

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. B. Laurman, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2012, 12/372 (aangevallen uitspraak). Tevens is een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft nadere stukken aan de voorzieningenrechter gezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2013. Namens verzoeker is mr. Laurman verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. de Weger.

OVERWEGINGEN

  1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Verzoeker ontving vanaf mei 2003 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Hij staat sinds 20 januari 1993 ingeschreven op het adres [adres 1] (het uitkeringsadres).

    1.2. In mei 2011 is een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan verzoeker verleende bijstand. In dat kader is onder meer administratief onderzoek gedaan, zijn inlichtingen ingewonnen bij de leveranciers van water en energie op het uitkeringsadres, zijn buurtbewoners van het uitkeringsadres gehoord, is verzoeker gehoord en heeft een huisbezoek plaatsgevonden. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een door [T.], sociaal rechercheur, opgemaakt proces verbaal van 8 september 2011.

    1.3. Bij besluit van 6 september 2011 heeft het college de bijstand van verzoeker met ingang van 1 september 2011 ingetrokken op de grond dat verzoeker niet zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres. Verzoeker heeft hiervan geen melding gemaakt als gevolg waarvan verzoeker de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Hierdoor kan het college het recht op bijstand niet vaststellen.

    1.4. Bij afzonderlijk besluit van 6 september 2011 heeft het college de bijstand van verzoeker over de periode van 14 januari 2007 tot en met 31 augustus 2011 herzien (lees: ingetrokken) en de gemaakte kosten van bijstand over deze periode teruggevorderd tot een bedrag van € 61.422,73. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat verzoeker gedurende deze periode geen hoofdverblijf heeft gehad op het uitkeringsadres. Verzoeker heeft hiervan geen melding gemaakt als gevolg waarvan verzoeker de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Hierdoor kan het college het recht op bijstand niet vaststellen.

    1.5. Bij besluit van 29 december 2011 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 6 september 2011 ongegrond verklaard.

  2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

  3. Verzoeker heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en tevens een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen gedaan. Het verzoek strekt ertoe dat aan verzoeker bij wijze van voorschot een bedrag wordt betaald ter hoogte van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT