Raadkamer van Gerechtshof Den Haag (Nederland), 26 de Marzo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Den Haag (Nederland)

Datum uitspraak 29 december 2011

GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gewezen naar aanleiding van een ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift, op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ingediend namens:

[Verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1969,

adres: [adres],

in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. P.J. Silvis, aan de [adres].

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij arrest van 17 februari 2011 met rolnummer 22-002461-07 het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 13 april 2007 in de strafzaak tegen de verzoeker met parketnummer 11-510401-06 vernietigd en hem vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.

Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.

De verzoeker heeft vervolgens bij een op 17 mei 2011 ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift vergoeding gevraagd van € 72.439,76 ter zake van kosten voor rechtsbijstand in zijn strafzaak en van € 540,-- ter zake van kosten van het door zijn advocaat, mr. P.J. Silvis, opstellen en in de raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift.

De raadkamer van het hof heeft dit verzoekschrift in het openbaar op 29 september 2011 behandeld en bij tussenbeschikking van 13 oktober 2011 bepaald dat het onderzoek dient te worden heropend teneinde de verzoeker en diens raadsman in de gelegenheid te stellen middels stukken te onderbouwen dat de verzoeker de in het geding zijnde declaraties heeft voldaan.

De raadkamer van het hof heeft het verzoekschrift nogmaals in het openbaar behandeld op 15 december 2011. Daarbij zijn gehoord advocaat van de verzoeker,

mr. P.J. Silvis, en de advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol.

De verzoeker is - hoewel behoorlijk opgeroepen - op 15 december 2011 niet in de raadkamer verschenen.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat nadere onderbouwing van de stelling dat de onderhavige kosten ten laste van verzoeker zijn gekomen dan de advocaat tot nog toe heeft gegeven, niet kan worden gevergd en acht gronden aanwezig, zulks in afwijking van de schriftelijke conclusie van zijn ambtgenoot van 15 augustus 2011, voor toewijzing van het verzoek, zij het met toepassing van een matiging - daar zijns inziens ten aanzien van reistijd de helft van het uurtarief voor vergoeding in aanmerking komt - in die zin dat het verzoek tot een bedrag van € 63.075,89 wordt toegewezen, met afwijzing van het meer of anders verzochte.

Beoordeling van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT