Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 27 de Marzo de 2013

Datum uitspraak27 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/1873 WW, 12/1874 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 februari 2012, nr. 10/3951 en 10/3955 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 27 maart 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. W.G.H. van de Wetering hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Wetering. Namens het Uwv is verschenen mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

  1. Appellant heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uwv van 28 april 2010 (bestreden besluit 1) en 29 april 2010 (bestreden besluit 2) ter uitvoering van de Werkloosheidswet (WW). Bij bestreden besluit 1 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard dat was gemaakt tegen zijn besluit van 21 september 2009 waarbij de

    WW-uitkering van appellant is herzien over de periode van 26 juni 2006 tot 10 oktober 2007 en een bedrag van € 26.065,35 aan volgens het Uwv over de periode van 26 juni 2006 tot 10 oktober 2007 onverschuldigd betaalde WW-uitkering van appellant is teruggevorderd. Het Uwv heeft bij het bestreden besluit 2 het bezwaar tegen zijn besluit van 8 oktober 2009, waarbij appellant een boete is opgelegd van € 2.269,-, ongegrond verklaard.

  2. Uit een onderzoek van de Nationale ombudsman naar de handhaving door het Uwv in het project ‘Samenloop zelfstandigenaftrek en WW-uitkering’ is gebleken dat in een aantal gevallen de informatievoorziening aan zelfstandigen gebrekkig of onjuist is geweest. Op instigatie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is in maart 2010 het zogeheten project herbeoordeling ZZP-dossiers gestart. In dat kader is op 16 juli 2010 een handleiding opgesteld met een bijlage met toetsingscriteria die worden gehanteerd bij de herbeoordeling van eerder ten aanzien van ZZP’ers genomen besluiten tot herziening, terugvordering en invordering van WW-uitkering en tot het opleggen van een boete (bijlage bij Kamerstukken II, 32 500-XV, nr. 5, hierna: Handleiding). In het geval van appellant heeft deze herbeoordeling door de zogenoemde toetsingscommissie ZZP geleid tot een besluit van het Uwv van 15 maart 2011 waarbij het eerder ingenomen standpunt is gehandhaafd.

  3. Op 14 oktober 2011 heeft de zogenoemde Bezwaaradviescommissie ZZP desgevraagd advies uitgebracht. Het Uwv heeft op 1 november 2011 te kennen gegeven het advies van de Bezwaaradviescommissie ZZP op te volgen en de herziening, terugvordering en de boete te handhaven.

  4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft aan de hand van een deel van de administratie van appellant uit 2006 vastgesteld dat appellant al vanaf augustus 2006 als zelfstandige heeft gewerkt en dat appellant met deze werkzaamheden inkomsten heeft gegenereerd. Appellant heeft deze werkzaamheden en inkomsten niet op zijn werkbriefjes opgegeven. Appellant heeft ook in het eerste kwartaal van 2007 geen werkzaamheden op zijn werkbriefjes vermeld, terwijl hij in die periode wel werkzaamheden als zelfstandige heeft verricht. Gelet op de informatie die appellant heeft gekregen, had het hem volgens de rechtbank duidelijk moeten zijn dat hij de direct gewerkte uren waaruit inkomsten zijn gegenereerd volledig had moeten opgeven op zijn werkbriefjes. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde niet, nu noch uit de verslagen van de telefoongesprekken die appellant heeft gevoerd met het Klanten Contact Centrum (KCC) noch uit de verslagen met de re-integratiecoach is gebleken dat appellant zijn werkzaamheden als zelfstandige heeft gemeld. De omstandigheid dat appellant het Uwv pas in een laat stadium, in juli 2007, voor het eerst op de hoogte heeft gesteld van zijn werkzaamheden als zelfstandige, terwijl hij al vanaf augustus 2006 werkzaamheden verrichtte, staat in de weg aan toepassing van de startersperiode. Appellant heeft verwijtbaar gehandeld, zodat het Uwv op goede gronden de boete heeft opgelegd.

  5. Appellant heeft in hoger beroep dit oordeel van de rechtbank bestreden. Appellant heeft ontkend dat hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende informatieplicht. De rechtbank heeft volgens appellant ten onrechte overwogen dat het hem, gelet op de hem verstrekte informatie, duidelijk had moeten zijn dat hij de direct gewerkte uren waaruit inkomsten zijn gegenereerd volledig had moeten opgeven op zijn werkbriefjes. Appellant heeft gesteld te hebben gehandeld in overeenstemming met de hem door zijn re-integratiecoach gegeven instructies en hij heeft zijn re-integratiecoach voldoende geïnformeerd, maar zij heeft daarvan geen of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT