Kort geding van Rechtbank Alkmaar, Sector kanton, 18 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak18 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK ALKMAAR

Sector Kanton

Locatie Hoorn

Zaaknr/rolnr.: 423144 \ KG EXPL 12-67

Uitspraakdatum: 18 december 2012

Vonnis in kort geding

De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:

[naam],

wonende te [plaats],

eisende in kort geding [verder ook te noemen: [werknemer]],

gemachtigde: mr. R. de Rijk, werkzaam ten kantore van Achmea Rechtsbijstand te Tilburg

tegen

de stichting STICHTING GGZ NOORD-HOLLAND-NOORD,

statutair gevestigd te Heiloo en kantoorhoudende te Heerhugowaard,

verwerende partij in kort geding [verder ook te noemen: GGZ],

gemachtigde mr. M.H.M. van Asten, advocaat te Amsterdam.

Het procesverloop

[werknemer] heeft een voorziening gevorderd, zoals omschreven in de daartoe op 26 november 2012 uitgebrachte dagvaarding.

De zaak is behandeld --gelijktijdig met het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek [BW] onder rep.nr.: 421016 OA VERZ 12-204-- op de terechtzitting van 4 december 2012, alwaar zijn verschenen namens GGZ [A], manager en [B], P&O adviseur en [werknemer] in persoon; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.

[werknemer] heeft de vordering bij monde van zijn gemachtigde toegelicht. GGZ heeft tegen de vordering verweer doen voeren aan de hand van pleitnotities.

Na afloop van de behandeling is heden uitspraak bepaald.

De uitgangspunten

  1. [werknemer], geboren op [datum], is sinds 31 augustus 1981 bij (de rechtsvoorgangers van) GGZ in dienst krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [werknemer] is Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige tegen een actueel loon van € 3.634,00 per maand exclusief vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao GGZ (de Cao) van toepassing. [werknemer] is in zijn werk als case manager coördinerend behandelaar van patiënten van GGZ. [werknemer] is BIG-geregistreerd.

  2. In zijn functie van case manager bij de rechtsvoorganger van GGZ, GGZ Dijk en Duin, had [werknemer] sinds 1995 de zorg over de heer en mevrouw [X]. Na het overlijden van de heer [X] in 2009 heeft [werknemer] bewerkstelligd dat mevrouw [X] zou gaan wonen in het complex Betsy Perk te [plaats]. In dit complex wonen volwassen mensen met een lichamelijke en/of meervoudige handicap en met functiestoornissen ten gevolge van een niet aangeboren hersenletsel. Mevrouw [X] maakte daarbij gebruik van binnen het complex aangeboden voorzieningen.

  3. Per 1 oktober 2010 is mevrouw [X] uitgeschreven als cliënte van GGZ. [werknemer] is als “mantelzorger” ook na 1 oktober 2010 mevrouw [X] blijven begeleiden en helpen. Sinds 1 april 2012 heeft mevrouw [X] ook een (professioneel) mentor, mevrouw [Y].

  4. Op 13 juni 2012 heeft mevrouw [Y], GGZ telefonisch meegedeeld dat zij door de verzorgers van Betsy Perk was benaderd om de financiële administratie van mevrouw [X] na te gaan, na klachten van mevrouw [X] hierover aan die medewerkers. [Y] deelde GGZ mee dat er een serieus vermoeden was ontstaan dat [werknemer] de pinpas van mevrouw [X] heeft gebruikt voor uitgaven voor zichzelf en voor zichzelf contante bedragen heeft opgenomen en dat [werknemer] in een gesprek met [Y] en [X] op 11 april 2012 zou hebben toegegeven dat “het niet helemaal klopte” en “niet de schoonheidsprijs verdiende”.

  5. Naar aanleiding van het telefoontje van [Y] heeft op 13 juni 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen GGZ en [werknemer]. Daarbij heeft [werknemer] aan GGZ meegedeeld dat hij inderdaad over een bankpas van [X] beschikte en, met toestemming van [X], een aantal aanschaffen heeft gedaan. Naar aanleiding van dit gesprek heeft GGZ [werknemer] met onmiddellijke ingang geschorst met behoud van salaris. GGZ heeft dit bij brief d.d. 14 juni 2012 aan [werknemer] bevestigd.

  6. Op 20 juni 2012 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen GGZ en [werknemer]. Bij brief d.d. 21 juni 2012 heeft GGZ [werknemer] op staande voet ontslagen. Als gronden voor het ontslag vermeldt deze brief, verkort en zakelijk weergegeven:

    -dat [werknemer] grovelijk heeft gehandeld in strijd met zijn plichten uit de arbeidsovereenkomst, de Cao, het Professioneel Statuut en de beroepscode en misbruik gemaakt van zijn positie als senior psychiatrisch verpleegkundige en als hulpverlener;

    -dat [werknemer] zich tegen het beleid van GGZ in, in 2008 heeft laten machtigen als medebankpashouder voor de bankrekening van [X];

    -dat [werknemer] fraude heeft gepleegd met de bankpas van mevrouw (en eerder) de heer [X] omdat daarmee vanaf 2008 een groot aantal dubieuze banktransacties heeft plaatsgevonden;

    -dat [werknemer] [X] op 1 oktober 2010 volledig ten onrechte en zonder toestemming van de geneesheer-directeur dan wel behandelend psychiater heeft uitgeschreven als cliënte bij GGZ. Dit in strijd met het protocol “Ontslag en ongeoorloofde afwezigheid”; en

    -dat [werknemer] zich bij Betsy...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT