Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Middelburg, 28 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Middelburg

vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 38690 / HA ZA 03-263

Vonnis van 28 november 2012

in de zaak van

de rechtspersoon naar vreemd recht

ROHDE NIELSEN A/S,

gevestigd te Denemarken,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. K.M. Moeliker te Middelburg,

tegen

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    B.V. BEHEERMAATSCHAPPIJ DE DONGE,

    gevestigd te Raamsdonksveer,

  2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    MACON CHARTER B.V.,

    gevestigd te Raamsdonksveer,

  3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    B.V. SCHEEPSWERF DE DONGE,

    gevestigd te Raamsdonksveer,

  4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

    DONGE FLUSHING YARD B.V.,

    gevestigd te Raamsdonksveer,

    gedaagden in conventie,

    eiseressen in reconventie,

    advocaat mr. M.J.M. Franken te Breda.

    Partijen zullen hierna Rohde Nielsen en – als het gaat om gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie gezamenlijk – De Donge genoemd worden. Afzonderlijk zullen laatstgenoemden respectievelijk De Donge Beheer, Macon, Scheepswerf en Donge Flushing worden genoemd.

  5. De procedure

    1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 16 november 2005

    - de processen-verbaal van getuigenverhoor van respectievelijk 6 maart, 28 juni 2006 en 16 november 2006, 19 juni en 6 december 2007, 19 juni, 10 juli, 17 september en 17 december 2008;

    - de incidentele vonnissen, gewezen naar aanleiding van de vordering ex art. 843a Rv, alsmede de in die vonnissen genoemde (proces-)stukken

    - de conclusie na enquête

    - de conclusie van antwoord na enquête

    - de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.

    Door partijen zijn in de loop van de procedure 144 (doorgenummerde) producties overgelegd.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  6. De verdere beoordeling

    in conventie en in reconventie

    2.1. Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om het navolgende:

    Op grond van een in augustus 2000 tussen Rohde Nielsen en De Donge Beheer gesloten overeenkomst is met ingang van 16 december 2000 de aan De Donge Beheer in eigendom toebehorende dipper dredger (een ponton met grondgraafmachine) “Machiavelli” (hierna: het ponton) voor twee jaar in huur (met koopoptie) genomen door Rohde Nielsen. De Donge heeft het ponton – op kosten van Rohde Nielsen – in verzekering gehouden. Vervolgens is met het ponton een nog door De Donge aangenomen werk in Plymouth (Engeland) uitgevoerd, waarvan de inkomsten aan Rohde Nielsen toekwamen. Het ponton is daarna, in april 2001, naar Denemarken gegaan, er zijn reparaties verricht en daarna heeft Rohde Nielsen het ponton ingezet in een werk in Klaipeda (Litouwen). Daar is het ponton op 22 februari 2002 gezonken. Op basis van total loss is door de (casco-)verzekering aan De Donge een bedrag van fl. 10.000.000,-- uitgekeerd.

    2.2. Rohde Nielsen heeft in conventie gesteld dat zij recht heeft op een deel van de aan De Donge gedane verzekeringsuitkering en daartoe een bedrag gevorderd (de “verzekeringsvordering”) en daarnaast gesteld dat De Donge in haar verplichtingen uit de overeenkomst van augustus 2000 op meerdere punten is tekortgeschoten en vergoeding van daardoor geleden schade gevorderd (de “wanprestatievordering”). Een deel van die schade heeft zij verrekend met aan De Donge verschuldigde huurtermijnen. In reconventie heeft De Donge – stellende dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan – alsnog betaling van die huurtermijnen (en enkele andere, nog openstaande facturen) gevorderd.

    2.3. In haar vonnis van 16 november 2005 heeft de rechtbank overwogen dat het in verband met ongerechtvaardigde verrijking ter zake aan de kant van De Donge redelijk is, dat van de “verzekeringsvordering” een bedrag van € 150.000,-- door De Donge aan Rohde Nielsen wordt vergoed. Ten aanzien van de “wanprestatievordering” is Rohde Nielsen in de gelegenheid gesteld haar stellingen ten aanzien van de wanprestatie te bewijzen. Na getuigenverhoor en overlegging van nadere stukken heeft Rohde Nielsen geconcludeerd dat zij het van haar gevraagde bewijs heeft geleverd, en dat nu moet worden voortgeprocedeerd ten einde de schadecijfers vast te stellen. De Donge heeft geconcludeerd dat Rohde Nielsen dat bewijs niet is geleverd, zodat de “wanprestatievordering” moet worden afgewezen en haar reconventionele vordering kan worden toegewezen. Voorts heeft zij gevorderd dat de “verzekeringsvordering”alsnog wordt afgewezen.

    2.4.1. De rechtbank zal eerst nader ingaan op de “verzekeringsvordering” van Rohde Nielsen. Het over die vordering in het tussenvonnis van 16 november 2005 gegeven (hierboven kort weergegeven) oordeel wordt door partijen terecht beschouwd als een – niet in het dictum opgenomen – bindend eindoordeel. De Donge heeft gesteld dat de rechtbank hierop dient terug te komen; Rohde Nielsen heeft dat – bij pleidooi – bestreden.

    2.4.2. Het terugkomen op een (niet in een dictum vastgelegd) eindoordeel is blijkens de jurisprudentie mogelijk, maar daarbij dient wel terughoudendheid te worden betracht: de rechter is daartoe slechts bevoegd, wanneer hem is gebleken dat de eerdere door hem gegeven, maar niet in een dictum vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, zulks nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten. Aan dat laatste vereiste is in dit geval, gelet op hetgeen hiervoor in 2.4.1 is vastgesteld, voldaan. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de het betreffende oordeel van de rechtbank van 16 november 2005 berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De Donge voert aan dat daarvan sprake is; zij verwijst daartoe naar het 9 dagen nadien, op 25 november 2005 door de Hoge Raad tussen partijen in een kort geding, handelend over de vraag of een door De Donge – tot zekerheid van de in de onderhavige zaak gevorderde bedragen – gestelde bankgarantie kon worden verlaagd, gegeven oordeel. Dat oordeel gaf de Hoge Raad in reactie op de in onderdeel 1.1 van het cassatiemiddel door Rohde Nielsen geponeerde stelling, door de Hoge Raad aldus samengevat:

    “dat het hof (…) is voorbijgegaan aan de essentiële stelling van Rohde Nielsen, dat De Donge door het vergaan van de Machiavelli een voordeel heeft verkregen dat zij niet zou hebben ontvangen zonder dat zij – als gevolg van dat vergaan – was tekortgeschoten in de nakoming van de charter/purchase-overeenkomst. Dit voordeel bestaat, aldus nog steeds het onderdeel, in het verschil tussen de (…) uitkering die Rohde Nielsen (bedoeld zal zijn: De Donge, rb) van verzekeraars heeft ontvangen en de prijs waarvoor Rohde Nielsen de koopoptie op het moment van vergaan van Machiavelli had kunnen uitoefenen”.

    Nadat de Hoge Raad had overwogen dat onderdeel 1.1 van het cassatiemiddel (op andere gronden) faalde, oordeelde hij:

    “De Hoge Raad ziet niettemin aanleiding ten overvloede zijn oordeel te geven over de hiervoor (…) weergegeven stelling. De Donge kreeg door het vergaan van de Machiavelli een vordering op de verzekeraars daarvan ten belope van fl. 10.000.000,--. Als gevolg van het bestaan van die verzekering kwam De Donge in een voordeliger positie te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT