Herziening van Centrale Raad van Beroep, 10 de Abril de 2013

Datum uitspraak10 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/2241 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 augustus 2010, 08/2650 WAO

Partijen:

[A. te B.] (verzoeker)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 10 april 2013.

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 augustus 2010, 08/2650 WAO.

Het Uwv heeft een reactie op het herzieningsverzoek ingediend.

Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 27 februari 2013, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:

  1. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

  2. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

  3. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 april 2008, 07/409, vernietigd, het beroep tegen het bestreden besluit van 22 december 2006 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om wettelijke rente, gedaan bij brief van

25 augustus 2006, niet-ontvankelijk verklaard.

2.1. Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet herziening aangewezen is. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.

2.2. Verzoeker heeft aan het verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd het niet eens te zijn met de uitspraak van de Raad van 11 augustus 2010. In hetgeen door verzoeker bij het verzoek om herziening is aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT