Eerste aanleg - enkelvoudig van Centrale Raad van Beroep, 11 de Abril de 2013
Datum uitspraak | 11 de Abril de 2013 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
12/3647 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[A. te B.], Thailand (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder )
Datum uitspraak: 11 april 2013
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 mei 2002, kenmerk BZ01418579 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2013. Daar is appellant niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
-
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is geboren in 1941 in het toenmalig Nederlands-Indië. In december 2010 heeft hij een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor verschillende voorzieningen en de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wubo. Bij besluit van 21 december 2011 is erkend dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld (te weten internering in Blitar). De aanvraag is echter afgewezen op de grond dat bij appellant geen sprake is van blijvende invaliditeit door het oorlogsgeweld. Blijkens de daaraan ten grondslag liggende medische gegevens worden de lichamelijke klachten (luchtwegklachten, rugklachten, prostaatklachten en doofheid) en de psychische klachten niet toegeschreven aan dit oorlogsgeweld. Het tegen dat besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit in zoverre gegrond verklaard dat verweerder alsnog heeft aanvaard dat appellant getuige is geweest van het doodschieten van een extremist door Nederlandse militairen en dat de bij appellant aanwezige psychische klachten aan die gebeurtenis moeten worden toegeschreven. Verweerder blijft echter van mening dat appellant niet in aanmerking komt voor de gevraagde toeslag en voorzieningen omdat de nu wel in causaal verband aanvaarde psychische klachten niet leiden tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Ten aanzien van de lichamelijke klachten heeft verweerder het standpunt gehandhaafd dat deze niet in verband staan met het oorlogsgeweld.
-
De Raad overweegt als volgt.
2.1. Het standpunt van verweerder berust primair op het door de geneeskundig adviseur R.J. Roelofs, arts...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT