Hoger beroep van Gerechtshof Den Haag (Nederland), 20 de Febrero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 20 februari 2013

Zaaknummer : 200.112.416/01

Rekestnummer rechtbank : F1 RK 11-3928

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. N. Stolk te Rotterdam,

tegen

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. M.S.H.M. van Woerkom te Rotterdam.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 30 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 juni 2012 van de rechtbank Rotterdam.

Bij het hof is voorts van de zijde van de vrouw op 22 oktober 2012 een faxbericht van diezelfde datum zonder bijlagen, op 23 oktober 2012 ingekomen als brief met bijlagen.

Op 10 januari 2013 is de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep, door mr. Lückers als raadsheer-commissaris, mondeling behandeld.

Ter zitting was aanwezig de advocaat van de vrouw. De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Bij het hof is na de zitting van de zijde van de vrouw op 11 januari 2013 een brief van 10 januari 2013 met bijlage ingekomen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is bepaald dat de bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud ten behoeve van de vrouw wegens samenwoning in de zin van artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek is geëindigd per 1 januari 2008. Voorts is bepaald dat de vrouw hetgeen zij uit hoofde van voormelde wijziging van de uitkering tot levensonderhoud inmiddels teveel aan alimentatie van de man heeft ontvangen, te weten:

- € 17.500,- betreffende de periode januari 2008 tot en met december 2011, alsmede

- de betaalde termijnen vanaf 1 januari 2012

aan hem dient terug te betalen, uiterlijk drie maanden na betekening van de beschikking aan de vrouw. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

DE ONTVANKELIJKEID VAN HET HOGER BEROEP

  1. Het hof stelt vast dat de vrouw het door haar verschuldigde griffierecht niet binnen de betalingstermijn van vier weken na indiening van het beroepschrift heeft betaald. Het beroepschrift is ingediend op 30 augustus 2012 en derhalve had op grond van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) het griffierecht uiterlijk 27 september 2012 op de bankrekening van het hof dienen te zijn bijgeschreven. De betaling van het griffierecht is eerst op 19 oktober...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT