Wraking van Rechtbank Noord-Nederland, President, 3 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:President

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen

MEERVOUDIGE KAMER

Zaaknummer / rolnummer: C/18/140523/PR RK 13-136

Beslissing van 3 mei 2013

op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Straf¬vordering (Sv) van

[A],

wonende te [woonplaats],

verzoeker.

  1. De procedure

    1.1. Verzoeker heeft ter zitting van 22 april 2013 een verzoek tot wraking ingediend van mr. L.H.A.M. Voncken, in diens hoedanigheid van voorzitter van de meervoudige strafkamer die de strafzaak onder parketnummer 18/630545-11 tegen verzoeker behandelt. Van het verhandelde op de strafzitting van 22 april 2013 is proces-verbaal opgemaakt.

    1.2. Mr. Voncken heeft bij brief van 22 april 2013 kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten.

    1.3. Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. M.W. de Jonge en mr. G. Eelsing. Nadien is mr. G. Eelsing vervangen door mr. J. de Vroome.

    1.4. Op 2 mei 2013 is het wrakingsverzoek van verzoeker ter zitting door de wrakings¬kamer behandeld. Ter zitting heeft verzoeker het verzoek toegelicht en heeft mr. Voncken zijn zienswijze kenbaar gemaakt. De officier van justitie, mr. A. van den Oever, heeft schriftelijk bericht niet aanwezig te zullen zijn bij de behandeling van het wrakings¬verzoek.

  2. Het standpunt van verzoeker

    2.1. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. Tijdens de behandeling van voornoemde strafzaak heeft de officier van justitie aan de advocaten van andere verdachten een document overhandigd, waarbij zij heeft nagelaten aan verzoeker, nu hij zonder advocaat was verschenen, een afschrift te geven. Verzoeker heeft daarop gevraagd of hij ook een afschrift mocht hebben, waarop de officier van justitie hem heeft gevraagd of hij het procesdossier niet had. Verzoeker vond dat een vreemde vraag, omdat het document dat de officier van justitie aan de anderen had over¬handigd niet in het procesdossier zat. Verzoeker heeft toen gezegd: ‘Wat een rare vraag’. Daarop heeft mr. Voncken verzoeker gezegd dat hij de officier van justitie met meer respect diende aan te spreken, omdat de toon die hij tegen de officier van justitie had aangeslagen hem niet beviel. Daarmee heeft mr. Voncken zich vooringenomen getoond.

    Tevens heeft verzoeker aangevoerd dat hij het vertrouwen in mr. Voncken heeft verloren doordat hij in zaken van medeverdachten voor verzoeker nadelige beslissingen heeft genomen en mr. Voncken, nadat hij was gewraakt, nog...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT