Eerste aanleg - meervoudig van Centrale Raad van Beroep, 2 de Mayo de 2013

Datum uitspraak 2 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/3657 WUV

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak in het geding tussen

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Pensioen en Uitkeringsraad (verweerder)

PROCESVERLOOP

In verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), is in deze zaak de Pensioen en Uitkeringsraad als bedoeld in deze wet in de plaats getreden van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR). Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de voormalige Raadskamer WUV van de PUR.

Namens appellante heeft mr. A. Bierenbroodspot, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 mei 2011, kenmerk BZ01262594 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940 1945 (Wuv).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Bierenbroodspot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berkel.

OVERWEGINGEN

  1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Appellante is in 1949 geboren. Zij behoort tot de zogenoemde tweede generatie. Haar moeder en grootmoeder van moederszijde waren erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Bij besluit van 19 december 1991, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 september 1992 (verzonden op 15 september 1992), heeft verweerder geweigerd appellante met toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wuv met de vervolgde gelijk te stellen. Daartoe is overwogen dat haar psychische klachten niet in overwegende mate en haar gynaecologische klachten in het geheel niet in verband staan met de vervolging van de moeder. Het hiertegen gerichte beroep is door de Raad bij uitspraak van 2 december 1993, WUV 1992/323, ongegrond verklaard.

    1.2. Bij brief van 16 juni 2010 heeft appellante verzocht om herziening van de onder 1.1 genoemde besluiten. Bij besluit van 9 november 2010, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder dit verzoek afgewezen.

  2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

    2.1. Met ingang van 15 juli 1994 is artikel 3, tweede lid, van de Wuv ingrijpend gewijzigd. Sindsdien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT