Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 2 de Mayo de 2013

Datum uitspraak 2 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201210959/1/V4.

Datum uitspraak: 2 mei 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 20 november 2012 in zaak nrs. 12/34673 en 12/34674 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 20 november 2012 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. Onder staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorganger.

  2. Hetgeen in de grieven 1 tot en met 3 is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, in zoverre met dat oordeel volstaan.

  3. In grief 4 klaagt de vreemdeling dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zich in Afghanistan in het algemeen en in de provincie Logar in het bijzonder, niet de situatie voordoet als omschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vw 2000 en dat het door de vreemdeling aangevoerde geen aanleiding geeft voor een ander oordeel. De voorzieningenrechter heeft volgens de vreemdeling bij dit oordeel ten onrechte volstaan met een verwijzing naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) van 13 oktober 2011, Husseini tegen Zweden, nr. 10611/09 (www.echr.coe.int; hierna: het arrest van het EHRM van 13 oktober 2011) en de daarop gebaseerde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT