Hoger beroep kort geding van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.101.883/01

(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 116879/KG ZA 11-378)

arrest in kort geding van de tweede kamer van 7 mei 2013

in de zaak van

  1. [appellant sub 1],

    wonende te [woonplaats],

    hierna: [appellant sub 1],

  2. [appellante sub 2],

    wonende te [woonplaats],

    hierna: [appellante sub 2],

    appellanten in het principaal hoger beroep,

    geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,

    in eerste aanleg: eisers,

    hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],

    advocaat: mr. J.M.E. Hamming, kantoorhoudend te Drachten,

    tegen

    [geïntimeerde],

    wonende te [woonplaats],

    geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

    appellant in het incidenteel hoger beroep,

    in eerste aanleg: gedaagde,

    hierna: [geïntimeerde],

    advocaat: mr. M.F. de Vries, kantoorhoudend te Dokkum.

    Het geding in eerste aanleg

    In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 11 januari 2012 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Leeuwarden.

    Het geding in hoger beroep

    Het verloop van de procedure is als volgt:

    - de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 februari 2012 (met grieven),

    - de memorie van grieven,

    - de memorie van antwoord tevens van grieven in incidenteel hoger beroep (met

    producties),

    - de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met producties),

    - een akte van de zijde van [appellanten] d.d. 9 oktober 2012,

    - een antwoordakte van de zijde van [geïntimeerde] d.d. 6 november 2012,

    - een antwoordakte van de zijde van [appellanten] d.d. 20 november 2012.

    Op 11 september 2012 heeft een descente plaatsgevonden. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.

    Tenslotte hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

    De vordering van [appellanten] luidt:

    bij arrest in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

    1. [geïntimeerde] te veroordelen tot het nemen van zodanige maatregelen, dat de

    ongestoorde afwatering van het hemelwater van [appellanten] naar het perceel van [geïntimeerde] voortaan gewaarborgd wordt en blijft, door hem onder meer te verplichten, doch niet beperkt tot:

    - het verwijderen van de (overige) betonbanden nabij de erfgrens van de tuin met [appellanten];

    - het verlagen van de (verhoogde) tuin van [geïntimeerde] binnen een straal van een meter van de erfgrens van de tuin van [appellanten] en wel zodanig dat deze voortaan weer probleemloos afstromend hemelwater vanuit de tuin van [appellanten] kan ontvangen;

    - het creëren van een afwateringsmethode (goot, dan wel drainage) in eigen tuin van [geïntimeerde], waardoor het water van de tuin van [appellanten] niet (meer) blijft staan of terugloopt vanuit de tuin van [geïntimeerde] naar de tuin van [appellanten];

    - althans een door uw edelgrootachtbaar college in goede justitie te nemen beslissing;

    Alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of per keer dat [geïntimeerde] hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 20.000,00.

    2. Met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van dit geding.

    In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] gevorderd:

    "in incidenteel appel

    het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 11 januari 2012 (rol-/zaaknummer 116869 KG ZA 11-378, het hof leest dit als: 116879/KG ZA 11-378) te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van [appellant sub 1] af te wijzen en [appellant sub 1] te veroordelen in de kosten van dit geding.

    In principaal appel

    De vordering van [appellant sub 1] (inhoudende vermeerdering van eis) af te wijzen en [appellant sub 1] te veroordelen in de kosten van dit geding."

    Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012,313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.

    De feiten

  3. Als gesteld en niet weersproken staan tussen partijen de volgende feiten vast.

    1.1 [appellanten] zijn sinds februari 2007 eigenaar van de woning met ondergrond en erf staande en gelegen aan het [adres 1] te [woonplaats], kadastraal bekend als [gemeente W], [kadaster]. De voorzijde van dit perceel grenst aan de openbare weg het [straat 1]. De achterzijde van dit perceel grenst aan het perceel [adres 2] te [woonplaats], kadastraal bekend [gemeente W], [kadaster 2], eigendom van [geïntimeerde].

    1.2. [appellanten] hebben sinds het voorjaar van 2011 de inrichting van hun tuin gewijzigd. Zo hebben zij een afdak gemaakt aan de zijkant van een los van de woning staande schuur. De afwatering daarvan loopt via een goot - die aan de bovenzijde open is - naar een aan de woning vast staande schuur, om vervolgens uit te komen in het riool. Tevens hebben [appellanten] een deel van hun achtertuin - het deel gelegen achter de los van de woning staande schuur - bestraat. In het midden van het perceel loopt een goot. Het water van het dak van de los van de woning staande schuur loopt via de overloop van een waterton in deze goot. Daarnaast...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT