Eerste aanleg - meervoudig van Centrale Raad van Beroep, 16 de Mayo de 2013

Datum uitspraak16 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/1163 WUBO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

In het geding tussen:

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)

Datum uitspraak: 16 mei 2013

PROCESVERLOOP

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 januari 2011, kenmerk BZ01280889 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2012. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

De Raad heeft H.S.R. Witte, psychiater te Zeist, benoemd als deskundige en hem bij brief van 3 juli 2012 vragen gesteld. Witte heeft deze vragen in zijn rapport van 23 september 2012 beantwoord. Partijen hebben ieder een schriftelijke reactie op het rapport gegeven.

Het nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote A. Lettinga-La Faille. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

  1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.1. Appellant heeft op 27 september 2009 verzocht om een toeslag en voorzieningen ingevolge de Wubo. Bij besluit van 30 maart 2010 is deze aanvraag afgewezen, dit vanwege het ontbreken van onder de werking van de Wubo te brengen gebeurtenissen.

    1.2. Appellant heeft tegen het besluit van 30 maart 2010 bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar deels gegrond verklaard en appellant alsnog erkend als oorlogsgetroffene. Verweerder heeft daartoe aanvaard dat appellant betrokken is geweest bij ongeregeldheden in de Altmanlaan en de aansluitende evacuatie naar het Tjihapitkamp tijdens de Bersiapperiode. De andere door appellant gemelde oorlogservaringen zijn volgens verweerder niet als oorlogsgebeurtenissen in de zin van de Wubo aan te merken. Verweerder heeft verder geoordeeld dat er bij appellant geen sprake is van blijvende invaliditeit als gevolg van het aanvaarde oorlogsgeweld. Het bestreden besluit strekt daarom tot handhaving van de afwijzing van zijn aanvraag.

  2. De Raad overweegt het volgende.

    2.1. Het door verweerder ingenomen standpunt inzake de invaliditeit van appellant berust op medisch onderzoek, verricht door H.I. Loor, arts. Conclusie uit dit onderzoek is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT