Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank Den Haag, Voorzieningenrechter, 25 de Abril de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak25 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 12/29281 (beroep)

AWB 12/29284 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 25 april 2013 in de zaak tussen

[naam],

geboren op [geboortedatum], van Turkse nationaliteit,

eiser, verzoeker,

hierna te noemen eiser,

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto, advocaat te Wassenaar),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voorheen de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.O. Naarendorp, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 2 augustus 2011 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel “arbeid als zelfstandige voor restaurant [naam]” afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het bezwaar is beslist. Dit verzoek is bij uitspraak van deze rechtbank van 30 mei 2012 (AWB 12/6996) toegewezen.

Bij besluit van 11 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiser een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

Verweerder heeft op 21 maart 2013 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

  1. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat zijn bedrijf geen wezenlijk Nederlands belang dient. In het primaire besluit, dat is ingelast in het bestreden besluit, heeft verweerder - samengevat - overwogen dat eiser in zijn ondernemingsplan passages heeft opgenomen die gelden voor de gehele horecasector waardoor het ondernemingsplan weinig is toegespitst op de onderneming van eiser, zodat concrete plannen onvoldoende inzichtelijk zijn. Voorts is het ondernemingsplan onvoldoende onderbouwd met objectieve gegevens. Zo ontbreekt een onderbouwde markt- en concurrentieanalyse. Eiser noemt slechts twee concurrenten, terwijl er in zijn regio vele restaurants zijn, en evenmin beschrijft eiser hoe hij zich onderscheidt van zijn concurrenten. Door het ontbreken van een marktanalyse is niet inzichtelijk of er behoefte bestaat aan de diensten van het bedrijf van eiser. In het ondernemingsplan zijn weliswaar een investeringsbegroting, een financieringsbegroting en een exploitatiebegroting opgenomen, maar stukken ter onderbouwing daarvan zijn niet overgelegd, zoals bijvoorbeeld stukken waaruit het vermelde spaargeld van eiser van

    € 15.910 blijkt. In de financiële...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT