Verzet van Rechtbank Gelderland, 14 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Gelderland

RECHTBANK GELDERLAND

Team Bestuursrecht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: ZUT 12/309

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 mei 2013.

op het verzet van

[opposante]

te [woonplaats],

opposante,

(gemachtigde: mr. H. van Drunen).

Procesverloop

Bij uitspraak van 15 oktober 2012, verzonden op 17 oktober 2012, reg.nr. 12/309 WOB, heeft de rechtbank het beroep van opposante met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen die uitspraak heeft opposante bij brief van 16 november 2012, door de rechtbank ontvangen op 20 november 2012, verzet gedaan.

Het verzet is behandeld ter zitting van 25 april 2013, waar de gemachtigde van opposante is verschenen.

Overwegingen

  1. In de uitspraak van 15 oktober 2012 heeft de rechtbank toepassing gegeven aan artikel 8:54 van de Awb en zonder zitting op het beroep beslist. De rechtbank kan daartoe overgaan als voortzetting van het onderzoek niet nodig is vanwege de kennelijkheid van de beslissing die op het beroep moet volgen. Het begrip ‘kennelijk’ betekent dat over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.

    In verzet staat thans uitsluitend de vraag ter beoordeling of de rechtbank het beroep terecht met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk heeft verklaard.

  2. In de uitspraak van 15 oktober 2012 is het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat – kort gezegd – het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: het college) een verzoek van opposante op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om haar informatie te verstrekken over dierproeven, heeft doorgezonden naar het orgaan dat bevoegd is daarover te beslissen, te weten de raad van bestuur van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam (hierna: de raad) en dat het college daarom niet in gebreke is geweest tijdig een besluit te nemen op dat verzoek.

  3. Opposante heeft in verzet aangevoerd dat – samengevat – het college op de juiste wijze door haar in gebreke is gesteld omdat niet tijdig op haar verzoek was gereageerd. Van doorzending van haar verzoek is volgens haar ten onrechte geen mededeling gedaan aan opposante. Derhalve dient het college nog steeds een besluit te nemen op het verzoek van opposante en is het college een dwangsom verschuldigd wegens niet tijdig beslissen op het verzoek, aldus opposante.

  4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van opposante terecht met toepassing van artikel 8:54 van de Awb...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT