Hoger beroep kort geding van Gerechtshof Den Haag (Nederland), 4 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 4 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF Den-Haag

Sector Civiel

Zaaknummer : 200.123.392

Zaak-rolnummer Rechtbank : C/09/434748/KG ZA 13-26

arrest van 4 juni 2013

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. N.P.J.M. Kreté-Marres te Den Haag,

tegen

[geitimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. E.M. van Lierop-Snuif te Utrecht.

  1. Het geding

    Bij exploot van zes maart 2013 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van 22 februari 2013 en het verbeterde vonnis van 25 februari 2013 tussen de man en vrouw gewezen.

    Voor het verloop van het geding verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft gesteld.

    In het exploot van de dagvaarding heeft de man 4 grieven geformuleerd.

    Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven weersproken.

    Op 24 mei 2013 is de zaak bepleit door de mr. Kreté-Marres aan de zijde van de man en door mr. van Lierop-Snuif aan de zijde van de vrouw.

    Partijen hebben ter zitting hun procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

  2. Beoordeling van het hoger beroep

    Algemeen

  3. Door de man wordt gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 februari 2013 en het verbeterde vonnis van 25 februari 2013 tussen partijen gewezen vernietigt en de vrouw alsnog in haar vorderingen niet ontvankelijk verklaart dan wel haar vorderingen afwijst onder de verplichting dat de vrouw al hetgeen zij op basis van dit vonnis heeft ontvangen dient terug te betalen aan de man en met veroordeling van de vrouw in de kosten in beide instanties.

    Ontvankelijkheid

  4. In de eerste grief stelt de man dat de vrouw ten onrechte door de voorzieningenrechter ontvankelijk is verklaard in haar vorderingen. De man is van mening dat de vrouw de verkeerde partij heeft gedagvaard. In de visie van de man is [naam] BV de pensioenuitvoerder en had de deze vennootschap gedagvaard dienen te worden.

  5. De vrouw heeft bij memorie van antwoord gesteld dat het Hof Amsterdam (nevenvestiging) Arnhem bij beschikking van 27 oktober 2009 heeft beslist dat de man er voor dient zorg te dragen dat [naam] BV de pensioenrechten ten behoeve van de vrouw dient af te storten onder een levensverzekeringsmaatschappij.

  6. Het hof overweegt als volgt. De rechtsbetrekkingen tussen ex-echtgenoten wordt mede beheerst door de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Op basis van deze rechtsrelatie mag van de man - die als directeur en enig aandeelhouder van [naam] bv deze rechtspersoon beheerst – in beginsel worden verlangd dat hij er voor zorg draagt dat de in [naam] BV opgebouwde pensioenrechten van de vrouw worden afgestort bij een externe verzekeraar tenzij de continuïteit van [naam] BV in gevaar komt. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw in haar vordering ontvankelijk is. Grief 1 treft geen doel.

    Spoedeisend belang

  7. De man is van mening dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij de onderhavige vordering. De man heeft onder meer aangevoerd:

    • [naam] BV sinds 1 augustus 2010 het aan de man en de vrouw toegekende pensioen uitkeert;

    • De man aan de vrouw een voorstel heeft gedaan om de weilanden aan de vrouw toe te delen onder de verplichting om aan de man uit te keren een bedrag van € 300.000,-.

  8. De vrouw heeft bij memorie van antwoord gesteld dat zij wel een spoedeisend belang heeft. Het spoedeisende belang dat de vrouw aanvoert is, dat haar pensioenaanspraken veilig dienen te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT