Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Leeuwarden, 20 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Leeuwarden

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 11/3157 en 11/3218

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2012 in de zaken tussen

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Terschellinger Stoomboot Maatschappij b.v., te West-Terschelling,

    eiseres in de zaak met zaaknummer 11/3157 (hierna: TSM)

    (gemachtigde: mr. J.M. Neefe, advocaat te Rotterdam),

    en

  2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eigen Veerdienst Terschelling b.v., te Formerum,

    eiseres in de zaak met zaaknummer 11/3218 (hierna: EVT)

    (gemachtigde: [A], werkzaam in eigen dienst),

    en

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling, verweerder

    (gemachtigden: mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en P. de Bos en F. Stiemsma, beiden werkzaam bij de gemeente Terschelling).

    EVT heeft als derde-partij deelgenomen aan het geding met zaaknummer 11/3157. TSM heeft als derde-partij deelgenomen aan het geding met zaaknummer 11/3218.

    Procesverloop

    Bij besluit van 29 maart 2011 heeft het college EVT vergunning verleend voor het innemen van ligplaats met het motorschip ms. "Spathoek" (hierna: de Spathoek) op een plek in de haven van West-Terschelling, die op de bij deze uitspraak gevoegde kaart is aangeduid als plek 3 (hierna: plek 3).

    Bij besluit van 18 november 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van TSM en EVT tegen het besluit van 29 maart 2011 ongegrond verklaard.

    TSM en EVT hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

    De rechtbank heeft de zaken met de zaaknummers 11/3157 en 11/3218 ter behandeling gevoegd met elkaar en met de zaken met de zaaknummers 11/1594, 11/1699, 11/1719 en 11/2576.

    Het college heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.

    EVT heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven over de zaak met zaaknummer 11/3157.

    EVT heeft per brief van 12 september 2012 een aantal (nadere) stukken in het geding gebracht.

    TSM heeft per brief van 14 september 2012 een schriftelijke uiteenzetting gegeven over de zaak met zaaknummer 11/3218. Daarnaast heeft TSM in deze brief gereageerd op het verweerschrift en de schriftelijke uiteenzetting van EVT over de zaak met zaaknummer 11/3157. Verder heeft TSM een aantal (nadere) stukken in het geding gebracht.

    De rechtbank heeft EVT per brief van 17 september 2012 in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd of anderszins tijdig is ingediend. Ook heeft de rechtbank het college in dat kader per brief van 17 september 2012 verzocht haar, zo mogelijk, een aantal stukken toe te sturen. EVT heeft op de eerstgenoemde brief gereageerd per brief met bijlagen van 26 september 2012.

    Het onderzoek ter zitting in de gevoegde zaken heeft plaatsgevonden op 27 september 2012. EVT heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens het college is wethouder T. de Jong verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigden. Namens TSM zijn haar directeuren [directeuren] verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde.

    Na de behandeling ter zitting heeft de rechtbank de zaken met de zaaknummers 11/3157 en 11/3218 afgesplitst van de overige voormelde zaken. In de overige zaken zal afzonderlijk van deze zaken uitspraak worden gedaan.

    Overwegingen

  3. TSM onderhoudt een veerverbinding tussen Harlingen en Terschelling. TSM maakt op Terschelling gebruik van de wal- en havenfaciliteiten, die eigendom zijn van de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) en de gemeente Terschelling (hierna: de gemeente). De verhouding tussen TSM, de Staat en de gemeente is geregeld in het op 19 december 2007 tussen deze partijen gesloten openbare dienstcontract (hierna: het ODC). Het ODC voorziet onder meer in een zogenaamde "medegebruikregeling" op grond waarvan op de gebruikte (rijks)aanleginrichtingen ook voor derden aanlegmogelijkheden beschikbaar dienen te zijn, voor zover en in de mate dat dit de door TSM op grond van het ODC te verrichten veerdienst niet in gevaar brengt of hindert en het de uitoefening van het ODC niet belemmert (hierna: de medegebruikregeling).

  4. EVT onderhoudt sinds augustus 2008 ook een veerverbinding tussen Harlingen en Terschelling. Zij maakt hierbij gebruik van het motorschip ms. "Stortemelk (hierna: de Stortemelk) en van de Spathoek. Tot eind 2009 maakte zij daarnaast gebruik van het motorschip ms. "Willem Barentsz" (hierna: de Willem Barentsz). EVT beschikt over een ligplaatsvergunning voor de Stortemelk voor plek 3. Plek 3 valt onder de medegebruikregeling en wordt ook gebruikt door TSM.

  5. Bij besluit van 24 mei 2011 heeft de minister voor Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) de concessie voor de veerdienst voor wat betreft het personenvervoer tussen Harlingen en Terschelling verleend aan TSM. De minister heeft het bezwaar van EVT tegen het besluit van 24 mei 2011 ongegrond verklaard. EVT heeft daartegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Het CBB heeft nog geen uitspraak gedaan op dit beroep. Hieruit volgt dat de concessie nog niet onherroepelijk is geworden.

  6. Bij besluit van 29 maart 2011 heeft het college EVT ligplaatsvergunning verleend voor de Spathoek voor plek 3. Aan deze vergunning heeft het college een aantal voorschriften verbonden. Bij het bestreden besluit heeft het college het besluit van 29 maart 2011 gehandhaafd met verbetering van de motivering en verbetering van de tekst van de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  7. Op grond van artikel 1.3, eerste lid, van de Havenverordening Terschelling 2006 (hierna: de Havenverordening) kan het college vergunningen en ontheffingen verlenen en daaraan beperkingen en voorschriften verbinden. De beperkingen en voorschiften mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmede de vergunning of ontheffing is vereist.

    Op grond van het vijfde lid, wordt een vergunning of ontheffing, voor zover in deze zaak van belang, in ieder geval geweigerd:

    (…)

    1. in het belang van de verkeersvrijheid of veiligheid in openbaar water;

    2. indien een doelmatig gebruik van de haven zich daartegen verzet;

      (…)

    3. indien van een eerdere vergunning of ontheffing gebleken is, dat hiervan door de houder geen gebruik is gemaakt;

      (…).

      Op grond van het zesde lid kan in het geval, bedoeld in het vijfde lid, onder f, toch verlening plaats vinden indien op genoegzame wijze is aangetoond dat om gegronde reden geen gebruik kon worden gemaakt van de ontheffing of vergunning.

      Op grond van artikel 2.2, eerste lid, is het verboden met een schip, waaronder begrepen een woonschip, ligplaats in te nemen of zich met een schip op een ligplaats te bevinden.

      Op grond van het tweede lid, aanhef en onder c, geldt het in het eerste lid gestelde verbod niet, indien ligplaats wordt ingenomen met een schip, niet zijnde een woonschip, met een vergunning van het college.

      Het beroep van TSM met zaaknummer 11/3157

  8. TSM heeft zijn beroepsgrond betreffende het toepassingsgebied van de Havenverordening per faxbericht van 26 september 2012 ingetrokken. Daarom zal de rechtbank deze beroepsgrond niet bespreken.

    7.1 TSM heeft zich op het standpunt gesteld dat het college EVT ten onrechte ligplaatsvergunning heeft verleend voor de Spathoek voor plek 3, omdat EVT geen gebruik heeft gemaakt van de eerder aan haar verleende ligplaatsvergunning voor de Willem Barentsz voor een plek in de haven van West-Terschelling, die op de bij deze uitspraak gevoegde kaart is aangeduid als plek 2 (hierna: plek 2). Volgens TSM is niet op genoegzame wijze aangetoond dat om gegronde reden geen gebruik kon worden gemaakt van deze vergunning.

    7.2 In het bestreden besluit heeft het college zich (primair) op het standpunt gesteld dat op genoegzame wijze is aangetoond dat EVT om gegronde reden geen gebruik heeft kunnen maken van de eerder aan haar verleende ligplaatsvergunning voor de Willem Barentsz voor plek 2. Ter zitting van 27 september 2012 heeft het college zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 1.3, vijfde lid, aanhef en onder f, van de Havenverordening niet zover gaat dat een ligplaatsvergunning moet worden geweigerd, indien in het verleden geen gebruik is gemaakt van een vergunning voor een andere plek in de haven.

    7.3 EVT beschikte vanaf 17 augustus 2009 over een ligplaatsvergunning voor de Willem Barentsz voor plek 2. Enkele maanden later heeft EVT de Willem Barentsz verkocht en kon zij om die reden niet langer gebruik maken van deze ligplaatsvergunning. De rechtbank acht aannemelijk dat EVT in de tussenliggende maanden geen gebruik heeft kunnen maken van de verleende vergunning, omdat zij daarvoor geen toestemming kreeg van TSM. TSM heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.

    7.4 Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van gegronde redenen waardoor EVT geen gebruik heeft kunnen maken van de eerder verleende vergunning en dat hierin daarom geen grond is gelegen om de door EVT aangevraagde ligplaatsvergunning voor de Spathoek voor plek 3 te weigeren. Daarom zal de rechtbank niet ingaan op de reikwijdte van de in artikel 1.3, vijfde lid, aanhef en onder f, van de Havenverordening opgenomen weigeringsgrond. Dit betekent dat deze beroepsgrond faalt.

    ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT