Herziening van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 30 de Mayo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Mayo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00713

Uitspraak op het verzoek van

de directeur van het onderdeel Belastingregio Belastingdienst/Oost Brabant van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

om herziening in de zin van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (tekst tot 1 januari 2013); hierna: de Awb (oud)) in samenhang met deel C, artikel 1 van de Wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht), Stb. 2012, 682,

van de mondelinge uitspraak van dit Hof (hierna: het Hof) van 23 december 2011, nummer 10/00689, in het geding tussen

X,

gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Aan belanghebbende is voor de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 onder nummer 0000.00.000.F01.4501 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van € 168.846 (hierna: de naheffingsaanslag). Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

    1.2. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank). Bij mondelinge uitspraak van 13 augustus 2010, nummer AWB 10/860, heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

    1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

    1.4. Het Hof heeft bij mondelinge uitspraak van 23 december 2011, nummer 10/00689 de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het tegen de uitspraak op bezwaar bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, het bezwaar van belanghebbende alsnog ontvankelijk verklaard, de zaak teruggewezen naar de Inspecteur en hem opgedragen om opnieuw uitspraak te doen met inachtneming van de uitspraak van het Hof, de Staat gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten.

    1.5. Nadat de onder 1.4 vermelde mondelinge uitspraak van het Hof onherroepelijk was geworden heeft de Inspecteur op 10 augustus 2012 opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ten tijde van na te noemen onderzoek ter zitting had de Inspecteur het verweerschrift ingediend en had het onderzoek ter zitting nog niet plaatsgevonden.

    1.6. Bij brief van 1 november 2012 heeft de Inspecteur verzocht om herziening, in de zin van artikel 8:88 van de Awb (oud), van de onder 1.4 vermelde mondelinge uitspraak van het Hof van 23 december 2011, nummer 10/00689.

    1.7. Op grond van artikel 8:58 van de Awb (oud) heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

    1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad ter zitting van 16 april 2013 te 's-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer E, tot zijn bijstand vergezeld van mevrouw F, belastingadviseur, en de heer D, belastingadviseur, en namens de Inspecteur, de heer G en de heer H.

    1.9. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

    1.10. Aan het einde van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

    1.11. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.

    1.12. Na de sluiting van het onderzoek heeft belanghebbende een brief d.d. 13 mei 2013 ingezonden. Het Hof heeft deze brief opgevat als een verzoek om heropening van het onderzoek als bedoeld in artikel 8:68 van de Awb (tekst 2013). Op de hierna onder 4.1-4.7 vermelde gronden heeft het Hof dit verzoek afgewezen.

  2. Feiten

    Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

    2.1. Het Hof heeft op 23 december 2011 mondeling uitspraak gedaan in de zaak met kenmerk 10/00689. Van deze mondelinge uitspraak is een proces-verbaal opgemaakt. Uit dit proces-verbaal blijkt, dat de mondelinge uitspraak, voor zover te dezen van belang, luidt als volgt:

    'Beslissing

    Het Hof

    - verklaart het hoger beroep gegrond,

    - vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

    - verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,

    - vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,

    - verklaart het bezwaar van belanghebbende alsnog ontvankelijk,

    - wijst de zaak terug naar de Inspecteur en draagt hem op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van belanghebbende met inachtneming van deze uitspraak,

    (...)

    Gronden

    (...)

  3. Belanghebbende stelt primair dat het voor hem bestemde afschrift van de naheffingsaanslag is verzonden naar een onjuist adres, dat het biljet zelf of een afschrift daarvan daarom door hem niet is ontvangen en dat het aanslagbiljet of een afschrift daarvan evenmin door de gemachtigde van belanghebbende is ontvangen. Belanghebbende stelt, onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 juli 2010, kenmerk 10/00149, LJN BT8229, dat de aanslag nimmer tot stand is gekomen.

  4. Vast staat dat de Inspecteur de op 24 april 2008 gedagtekende naheffingsaanslag heeft toegezonden aan het bij hem bekende adres A-straat 2 te B. Vast staat voorts dat op 14 januari 2008 in het systeem van de Belastingsdienst het postadres van belanghebbende is gewijzigd van Postbus 00 te B in C-straat 9 te Y. Het Hof acht aannemelijk dat het belanghebbende is geweest die de Belastingdienst omstreeks 14 januari 2008 op de hoogte heeft gesteld van een wijziging van het adres waarnaar de post moet worden verzonden.

  5. Het Hof acht voorts aannemelijk dat de door de Belastingdienst gehanteerde werkwijze, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een vestigingsadres en een postadres, voor belanghebbende niet kenbaar was. Belanghebbende mocht er daarom van uit mocht gaan dat de Belastingdienst, na door belanghebbende op de hoogte te zijn gesteld van de wijziging van het postadres, voortaan alle poststukken naar het adres C-straat 9 te Y zou verzenden.

  6. Gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de op of kort voor 24 april 2008...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT