Eerste aanleg - enkelvoudig van Centrale Raad van Beroep, 13 de Junio de 2013

Datum uitspraak13 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/2550 WUV, 12/2551 WUBO

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak in de gedingen tussen

Partijen:

G. Rosenthal te Diemen (appellant)

  1. de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder 1)

  2. de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder 2)

    Datum uitspraak: 13 juni 2013

    PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. Ch.M. de Ruiter Kardol, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder 1 van 23 maart 2012, kenmerk BZ01338958 (bestreden besluit 1). Dit besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Verder heeft mr. De Ruiter Kardol namens appellant beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder 2 van 26 maart 2012, kenmerk BZ01339553 (bestreden besluit 2). Dit besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).

    Verweerder 1 en verweerder 2 hebben een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd plaatsgevonden op 2 mei 2013. Appellant is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. De Ruiter Kardol. Verweerder 1 en verweerder 2 hebben zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

    OVERWEGINGEN

    1.1. Appellant, geboren in 1939 en van Joodse afkomst, is in 1991 erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. In 2000 heeft appellant een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op grond van de Wuv. Deze aanvraag is bij besluit van 26 april 2001 afgewezen, na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 juli 2002. Daaraan was ten grondslag gelegd dat de bij appellant bestaande psychische klachten en gehoorklachten in causaal verband stonden met de door hem ondergane vervolging, maar dat deze klachten niet tot invalidering hadden geleid. Het beroep tegen het besluit van 18 juli 2002 heeft de Raad ongegrond verklaard bij uitspraak van 7 augustus 2003, 02/4414 WUV.

    1.2. In oktober 2010 heeft appellant een hernieuwde aanvraag in het kader van de Wuv en een eerste aanvraag in het kader van de Wubo ingediend. Bij besluit van 28 april 2011 heeft verweerder 1, voor zover hier van belang, geweigerd om aan appellant een periodieke uitkering op grond van de Wuv toe te kennen. Het bezwaar daartegen heeft verweerder 1 bij bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer aangenomen dat de psychische klachten van appellant alleen wat betreft aanpassing aan stressvolle omstandigheden tot een geringe tot matige beperking leiden en dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een verminderd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT