Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank Noord-Holland, Voorzieningenrechter, 4 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 4 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 13/2309 en 13/2188

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juni op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.M. Tason Avila),

en

het college van burgemeester en wethouders van Purmerend , verweerder

(gemachtigden: W.H. Goede en B.K. Mooren).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.

Bij besluit van 9 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

  1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

  2. Eiseres verblijft met haar drie minderjarige kinderen in huisvesting van de [locatie] (hierna: [locatie]). Zij moet deze woning uiterlijk 5 juni 2013 hebben verlaten. Eiseres heeft aangegeven dat Bureau Jeugdzorg de kinderen uit huis zal doen plaatsen als zij geen geschikte woonruimte heeft. Eiseres vreest hiervoor nu zij op dit moment geen zicht heeft op een woning.

  3. Het verzoek van eiseres om een passende voorlopige voorziening te treffen wordt door de voorzieningenrechter opgevat als een verzoek om te bepalen dat eiseres zal worden aangemerkt als ware zij in het bezit van een urgentieverklaring.

  4. Aan de orde is de toepassing van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 (hierna: RHVV) en de door verweerder daarbij gehanteerde Beleidsregels.

  5. Niet in geschil is dat eiseres niet voldoet aan het in Beleidsregel 3.1 bepaalde terzake de voor een urgentieverklaring vereiste minimale duur van inschrijving in de gemeente. Voor zover eiseres zich onder verwijzing naar het derde lid van deze Beleidsregel op het standpunt stelt dat haar deze eis niet kan worden tegengeworpen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT