Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Oost-Brabant, 17 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak17 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Oost-Brabant

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht

Parketnummers: 01/820003-11 en 01/839579-10 (ter terechtzitting gevoegd)

Datum uitspraak: 17 juni 2013

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1965],

wonende te [woonplaats], [adres].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2011, 21 augustus 2012 en 3 juni 2013.

Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 6 januari 2011 en 30 juli 2012.

Aan verdachte is onder parketnummer 01/820003-11 ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 17 april 2010 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad

ongeveer 3,66 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende

cocaine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

(artikel 2 van de Opiumwet)

Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 juni 2013 is gewijzigd is aan verdachte onder parketnummer 01/839579-10 ten laste gelegd dat:

  1. hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Eindhoven ter uitvoering van het door

    verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of

    anderen, althans alleen, om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te

    beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in

    vereniging met een ander of anderen, althans alleen met dat opzet meermalen

    met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rug, althans in

    het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de

    uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

    (artikel 287/302/45/47 Wetboek van strafrecht)

  2. hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Eindhoven ter uitvoering van het door

    verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of

    anderen, althans alleen, om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of

    anderen, althans alleen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,

    meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen een kogel heeft geschoten in de

    richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat

    voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

    (artikel 287/289/45/47 Wetboek van strafrecht)

    Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of

    zou kunnen leiden:

    [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 18

    juli 2010 te Eindhoven, ter uitvoering van het door die [medeverdachte ] en/of onbekend

    gebleven dader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten

    rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm

    beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met een (vuur)wapen

    heeft geschoten op, althans in de richting van die [slachtoffer 1], terwijl de

    uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

    tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 juli 2010 te

    Eindhoven opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft

    verschaft door dat/voornoemde (vuur)wapen te voorzien van/ te laden met

    munitie en/of dat geladen (vuur)wapen vervolgens mee te nemen en/of dat

    geladen (vuur)wapen vervolgens ter hand te nemen en/of vervolgens dat geladen

    (vuur)wapen te geven aan, althans ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte ]

    en/of die onbekend gebleven dader(s)

    (artikel 289/287/302/45/48 Wetboek van strafrecht)

    meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht

    of zou kunnen leiden:

    hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een

    ander, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf

    tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben

    verdachte en/of diens medeverdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans

    eenmaal met een vuurwapen in de lucht en/of vervolgens op en/of in de richting

    van die [slachtoffer 1] geschoten;

    (artikel 285/47 Wetboek van strafrecht)

  3. hij in de periode van 01 juni 2010 tot en met 18 juli 2010 te Eindhoven een

    vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, en/of (bijbehorende)

    munitie van categorie III (te weten kogels/patronen van het kaliber 7,62 x

    25, merk S&B) voorhanden heeft gehad;

    De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover

    daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

    betekenis te zijn gebezigd;

    (art. 26 lid 1 jo 55, lid 3 ahf en onder a WWM)

    De formele voorvragen.

    Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

    Vrijspraak.

    De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 01/820003-11 en - in navolging van de officier van justitie en de raadsman van verdachte - onder parketnummer 01/839579-10, feit 1 en feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

    Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe als volgt.

    Feit dagvaarding 01/820003-11:

    Verdachte is op 17 april 2010 door verbalisanten op grond van de bevoegdheid welke is neergelegd in artikel 9 van de Opiumwet aan zijn kleding onderzocht (gefouilleerd).

    Het hiervoor genoemde wetsartikel geeft deze bevoegdheid voor zover er ernstige bezwaren tegen verdachte bestaan. Verdachte zat als bijrijder in een auto, welke door iemand anders werd bestuurd. Aan de bestuurder van het voertuig werd een stopteken gegeven, dat in eerste instantie werd genegeerd. Verdachte zou hevig hebben bewogen in de auto (alsof hij iets zou hebben willen verstoppen, aldus de verbalisanten) en liep, nadat het voertuig was geparkeerd, tijdens de controle op grond van de Wegenverkeerswet weg van verbalisanten. Dit was voor verbalisanten reden om verdachte op grond van de Opiumwet te fouilleren. Anders dan de officier van justitie, maar met de raadsman is de rechtbank...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT