Voorlopige voorziening van Rechtbank Rotterdam, 17 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak17 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Bestuursrecht 3

zaaknummer: ROT 13/3887

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningrechter van 17 juni 2013 in de zaak tussen

A., B. en C., te Rotterdam, verzoekers,

gemachtigde: mr. M. Wiersma,

en

de Inspectie van het onderwijs, verweerder,

gemachtigde: E.J. Daalder.

Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 17 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Overwegingen

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in beginsel bevoegd was om op basis van artikel 43, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO, te bepalen dat het centraal examen opnieuw moet worden afgenomen. Gelet op de toegang tot de kluis van de ISG Ibn Ghaldoun, waarbij de inhoud van een groot aantal examens op gegevensdragers zijn vastgelegd en de verspreiding daarvan, heeft verweerder kunnen oordelen dat het examen niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad.

Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verweerder ook in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

Verzoekers hebben in dit verband ten eerste aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel omdat dit besluit alleen de kandidaten van de Ibn Ghaldoun treft en niet geldt ten aanzien van kandidaten van andere scholen. Zij voeren aan dat ook op andere scholen de gestolen examens zijn verspreid. Ook hebben verzoekers aangegeven, dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. In dit kader hebben verzoekers aangegeven dat er reeds een inkeerregeling van toepassing is en dat op basis van een individuele beoordeling moet worden bezien of de examens ongeldig moeten worden verklaard. Ten slotte voeren zij aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten onderscheid te maken tussen HAVO en VWO-kandidaten. Zij stellen dat niet is gebleken dat ook onder HAVO-kandidaten wetenschap en verspreiding van de examenopgaven op grote schaal heeft plaatsgevonden, zoals door verweerder is gesteld.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder gerechtvaardigd een onderscheid heeft gemaakt tussen de kandidaten van de Ibn Ghaldoun en die van andere scholen. Daarvoor acht zij van belang dat vaststaat dat op deze school de examens vanuit de kluis zijn ingezien en op gegevensdragers zijn vastgelegd. Voorts blijkt uit een verklaring van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT