Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 19 de Junio de 2013

Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201202531/1/A3.

Datum uitspraak: 19 juni 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van gedeputeerde staten van Zeeland,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 26 januari 2012 in de zaken nrs. 10/619, 10/620 en 10/621 in het geding tussen:

de stichting Stichting de Faunabescherming, gevestigd te Amstelveen

en

het college.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 17 december 2009 heeft het college de Faunabeheereenheid Zeeland ontheffing verleend voor het verstoren van nesten en broedsels van kolgans op gronden gelegen binnen het werkgebied van de Faunabeheereenheid in de periode van 1 februari tot 1 april daaropvolgend, welke ontheffing geldig is van 1 februari 2010 tot en met 15 april 2014, ontheffing verleend voor het doden van overzomerende kolgans en daarbij gebruik te maken van een geweer op cultuurgronden gelegen binnen het werkgebied van de Faunabeheereenheid in de periode van 1 april tot 1 oktober daaropvolgend, welke ontheffing geldig is van 1 april 2010 tot en met 30 september 2014, en ontheffing verleend voor het vangen met staande netten en in vangkralen en het doden van kolgans op gronden gelegen binnen het werkgebied van de Faunabeheereenheid in de periode van 1 mei tot 31 juli daaropvolgend, welke ontheffing geldig is van 1 mei 2010 tot en met 30 juli 2014. Alle ontheffingen zijn verleend ter voorkoming of beperking van schade aan landbouwgewassen.

Bij besluiten van 20 juli 2010 heeft het college de door Faunabescherming tegen voormelde ontheffingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 januari 2012 heeft de rechtbank de door Faunabescherming daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en het college opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

Faunabescherming heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak samen met zaak nr. 201202534/1/A3 ter zitting behandeld op 10 april 2013, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Versteeg en L. Wijgman, beiden werkzaam bij de provincie, en Faunabescherming, vertegenwoordigd door [waarnemend voorzitter] en [secretaris], zijn verschenen. Tevens is daar de Faunabeheereenheid, vertegenwoordigd door [voorzitter], als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) worden als beschermde inheemse diersoort aangemerkt alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.

Ingevolge artikel 9 is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

Ingevolge artikel 10 is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.

Ingevolge artikel 65, eerste lid, worden bij algemene...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT