Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Junio de 2013

Datum uitspraak18 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

11/3058 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van

12 april 2011, AWB 10/1109 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellante)

het Drechtstedenbestuur (het bestuur)

Datum uitspraak 18 juni 2013.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. van den Ende, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van den Ende en door L.M. van Kralingen en [naam ouders] (de ouders) als mede-gemachtigden. Het bestuur heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

  1. Als gevolg van de inwerkingtreding van een gemeenschappelijke regeling oefent het bestuur per 1 januari 2011 de taken en bevoegdheden in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) uit die voorheen door de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder het bestuur tevens verstaan deze Bestuurscommissie.

    2.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    2.2. Appellante ontving over de periode van 8 juli 2008 tot 25 november 2009 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder op grond van de WWB.

    2.3. Naar aanleiding van een fraudemelding inhoudende dat op de bankrekening van appellante zowel eigen stortingen plaatsvonden als stortingen door derden, heeft het bestuur onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 9 december 2009. De conclusie van het onderzoek is dat appellante in de periode van 8 juli 2008 tot en met 25 november 2009 op haar bankrekeningen bij de ING-bank en de ABN/Amro-bank bedragen heeft ontvangen die van invloed zijn op het recht op bijstand. De onderzoeksresultaten zijn voor het bestuur aanleiding geweest om bij besluit van 16 februari 2010 de bijstand van appellante over de periode van 1 augustus 2008 tot en met 1 november 2009 te herzien en de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand over die periode tot een bedrag van € 15.625,04 bruto van appellante terug te vorderen. Het bestuur heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante gedurende bedoelde periode heeft verzuimd melding te maken van de door haar ontvangen bedragen, zodat aan appellante over bedoelde periode tot een te hoog bedrag bijstand is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT