Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Midden-Nederland, 19 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Midden-Nederland

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/197441 / HA ZA 05-1392

Vonnis van 19 juni 2013

in de zaak van

[eiser],

in hoedanigheid van curator in het faillissement van Parity Solutions B.V.,

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],

eiser,

advocaat mr. C. de Jong,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],

gedaagde,

advocaat mr. J.A. Tiesing.

Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.

  1. De procedure

    1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

    - het vonnis in het incident van 14 december 2011

    - de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagde]

    - de antwoordconclusie na getuigenverhoor van de curator

    - de pleidooien.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  2. De verdere beoordeling

    2.1. In het tussenvonnis van 19 november 2008 heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] zijn taak als bestuurder van Parity Solutions B.V. (hierna: de vennootschap) onbehoorlijk heeft vervuld en dat wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Zij heeft vervolgens [gedaagde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van het vermoeden dat zijn onbehoorlijk bestuur ook een belangrijke oorzaak was van het faillissement van de vennootschap alsmede hem in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat een belangrijke oorzaak van het faillissement is gelegen in het verlies van de vennootschap over 2002 en de eerste helft van 2003 en de instorting van de IT markt vanaf 2000.

    2.2. Voor het ontzenuwen van het onder 2.1 bedoelde vermoeden volstaat dat de aangesproken bestuurder aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Als hij daarin slaagt, ligt op de weg van de curator om op de voet van het eerste lid van dat artikel aannemelijk te maken dat kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest (vgl. Hoge Raad 20 oktober 2006, LJN: AY7916).

    2.3. In het kader van de aan hem gegeven bewijsopdracht heeft [gedaagde] een rapport overgelegd van de heer R.R. Seyger van Roland Berger Strategy Consultants (hierna te noemen: de (partij-)deskundige) van 12 mei 2009 alsmede een deskundigenverhoor doen houden op 5 juni 2009.

    2.4. De curator heeft vervolgens op 3 september 2010 en 14 februari 2011 in tegenverhoor gehoord de heer [A] (in 2002 en 2003 CEO van Parity Group PLC, de destijds (directe of indirecte) moedermaatschappij van de vennootschap) alsmede mevrouw [B] (voorheen managing director van Parity Solutions Ltd, die tevens deel uitmaakt van de groep waartoe de vennootschap behoorde).

    2.5. In het rapport van 12 mei 2009 heeft de deskundige de volgende conclusies bereikt:

    - In de periode van 1998-2003 deed zich een ongekend sterke terugval voor in de vraag naar IT-dienstverlening alsmede veranderde het concurrentieveld sterk. Beide ontwikkelingen leidden tot een verslechterde positie voor met name de groep van kleinere IT-detacheerders, waartoe de vennootschap behoorde.

    - De marktontwikkelingen in de periode vanaf 2001 vormen een belangrijke verklaring voor de dalende omzet en de verliezen van de vennootschap in 2001 tot en met 2003 als gevolg daarvan. Daarbij is uitgegaan van omzetcijfers die zijn gecorrigeerd voor de geconstateerde fraude (valselijk opgemaakte facturen). De vennootschap was actief in een markt die in die periode hard geraakt werd door de economische crisis en was niet in staat om in te spelen op de veranderende marktomstandigheden.

    - De hiervoor gesignaleerde externe ontwikkelingen hadden een sterk negatieve invloed op het concurrentievermogen en de afzetmarkt van de vennootschap en zijn daarmee een belangrijke oorzaak van het faillissement, aangezien deze externe ontwikkelingen een sterk negatieve invloed hadden op het winstgenererend vermogen van de vennootschap en daarmee een belangrijke verklaring vormen voor de grote verliezen die in de laatste jaren voor het faillissement zijn ontstaan.

    - Onder de gegeven omstandigheden zou, objectief bezien, geen rationeel handelend concernbestuur, en derhalve evenmin Parity Group PLC (hierna: de moedermaatschappij), besloten hebben om nog langer in de vennootschap te investeren.

    2.6. Ter gelegenheid van het deskundigenverhoor op 5 juni 2009 heeft de deskundige verklaard dat de marktpositie van de vennootschap in 2002 al zodanig onder druk stond dat het te laat was om de noodzakelijke shift naar schaalvergroting of specialisatie te kunnen maken, tenzij de moedermaatschappij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT