Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 13 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00329 en 12/00339

Uitspraak op de hoger beroepen en de incidentele hoger beroepen van

X B.V.,

gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingregio Belastingdienst/Oost-Brabant,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, voorheen rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank), van 11 mei 2012, nummer AWB 11/1245, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur

betreffende na te noemen aanslag in de vennootschapsbelasting en beschikking heffingsrente.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 2 oktober 2010 en onder aanslagnummer 00.00.000.V.66.0112 voor het jaar 2006 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.714.256 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig heeft de Inspecteur bij, in één geschrift met de aanslag verenigde, beschikking aan belanghebbende een bedrag van € 38.846 heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken van 27 januari 2011 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

    1.2. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.

    De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.650.593, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 874 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 aan deze vergoedt.

    1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, bij het Hof bekend onder nummer 12/00329. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

    1.4. De Inspecteur heeft eveneens hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank ingesteld bij het Hof, bij het Hof bekend onder nummer 12/00339. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

    1.5. Belanghebbende en de Inspecteur hebben tijdens het onderzoek ter zitting verklaard, dat zij - gelet op de in hun verweerschriften opgenomen conclusie dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden vernietigd - tevens incidenteel hoger beroep hebben willen instellen. Het Hof heeft partijen voorgehouden dat het partijen evenwel niet in de gelegenheid heeft gesteld op het incidentele hoger beroep van de wederpartij te antwoorden (artikel 27m, lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: de AWR). Daarop hebben partijen verklaard dat voorbij kan worden gegaan aan het feit, dat de ene partij niet in de gelegenheid is geweest het incidentele hoger beroep van de andere partij te beantwoorden en dat met hetgeen is vermeld in de van de ene partij afkomstige stukken het incidentele hoger beroep van de andere partij wordt bestreden.

    1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 22 april 2013 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

    1.7. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

    1.8. Het Hof heeft vervolgens aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

    1.9. Bij brief van 26 april 2013 heeft de heer A namens de Inspecteur informatie verstrekt over de mandatering van ambtenaren om vanaf 1 januari 2013 namens de landelijke directeuren de bevoegdheid van inspecteur uit te oefenen.

    1.10. Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

  2. Feiten

    Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

    2.1. Belanghebbende vormt samen met haar dochtervennootschap X1 B.V. een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. X1 B.V. exploiteert een speciaalzaak voor medische hulpmiddelen. De aandelen in belanghebbende zijn in het bezit van de Stichting X2. De certificaten van aandelen zijn in het bezit van de heer X3 en zijn twee dochters.

    2.2. Belanghebbende heeft ten behoeve van de heer X3 een pensioenregeling getroffen en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. De pensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen dat ingaat bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de heer X3. Na de ingangsdatum zal het pensioen worden aangepast aan de stijging van lonen en prijzen overeenkomstig algemeen geldende indexcijfers.

    2.3. Op 19 december 2006 is Stichting X4 te B (hierna: de Stichting) opgericht. Artikel 3 van de statuten, waarin de doelstelling van de Stichting is omschreven, luidt als volgt:

    Het fonds (Hof: de Stichting) heeft ten doel de verzorging van werknemers en gewezen werknemers van de vennootschap (Hof: X B.V.) bij invaliditeit en ouderdom en de verzorging van hun echtgenoten en van hun minderjarige kinderen en pleegkinderen, een en ander door middel van pensioen, krachtens een pensioenregeling in de zin van de wettelijke bepalingen betreffende de loonbelasting, waarvan blijkt uit een pensioenbrief, en tenslotte al datgene, dat met het voorafgaande in verband staat of daartoe bevorderlijk kan zijn.

    2.4. Op 20 december 2006 hebben belanghebbende, de Stichting en de heer X3 een overeenkomst inzake overdracht van pensioenverplichtingen gesloten, waarbij belanghebbende tegen een koopsom naar de toestand per 31 december 2006 per direct de pensioenverplichting jegens de heer X3 overdraagt aan de Stichting, die deze verplichting ook per direct aanvaardt. Belanghebbende en de Stichting hebben de overdrachtswaarde van de pensioenverplichting bepaald op een bedrag van € 2.058.467. Dit bedrag is samengesteld uit een netto actuariële koopsom van € 2.038.467 en een kostenopslag van € 20.000. De koopsom van € 2.038.467 is berekend met behulp van de sterftetabel GBM/GBV 1995-2000, een leeftijdterugstelling van 5 jaar voor mannen en 6 jaar voor vrouwen, een interestvoet van 3,74% (welke interestvoet gelijk is aan het U-rendement over december 2006) en een indexatielast van 2,11% per jaar.

    2.5. De overdrachtswaarde van € 2.058.467 bestaat uit de volgende fiscaalrechtelijk relevante elementen:

    - overdrachtwaarde bepaald tegen een rekenrente van 4%

    en zonder indexatie € 1.293.379

    - indexatielast van 2,11% per jaar (na-indexatie) 681.425

    - effect van het verschil tussen een rekenrente van 4%

    en de gehanteerde interestvoet van 3,74% 63.663

    - kostenopslag 20.000

    -------------- +

    € 2.058.467.

    2.6. Belanghebbende heeft het bedrag van de overdrachtswaarde van € 2.058.467 als passiefpost op haar balans per 31 december 2006 opgenomen en het verschil tussen dit bedrag en de boekwaarde van de pensioenverplichting per 31 december 2006 in mindering gebracht bij de bepaling van haar belastbare winst...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT