Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Rotterdam, 20 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Rotterdam

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 11/5669

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juni 2013 in de zaak tussen

de vereniging Motorclub “de Bougie”, te Arkel, eiseres,

gemachtigde: mr. M. Bos,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Giessenlanden, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder ambtshalve de geluidsvoorschriften gewijzigd van de op 24 oktober 1991 aan eiseres verleende revisievergunning ingevolge de Hinderwet met betrekking tot de inrichting aan de Vlietskade 1025 te Arkel.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit (rechtstreeks) beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 19 januari 2012 (reg.nr. AWB 11/5668) het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Scholts en D.P. Nelemans.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) benoemd als deskundige als bedoeld in artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Op 1 juni 2012 heeft de StAB aan de rechtbank advies uitgebracht. Eiseres en verweerder hebben, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, een reactie op het advies van de StAB gegeven. Op 9 augustus 2012 heeft de StAB op de reactie van partijen gereageerd.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. Met toestemming van partijen is nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1.1 Op grond van artikel 2.30 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) beziet het bevoegd gezag voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo regelmatig of de voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.

1.2 Artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo bepaalt dat het bevoegd gezag voorschriften van de omgevingsvergunning wijzigt indien door toepassing van artikel 2.30, eerste lid, van de Wabo blijkt dat de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, gezien de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu, verder kunnen, of, gezien de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder moeten worden beperkt.

1.3 Op grond van artikel 2.31, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wabo kan het bevoegd gezag voorschriften van een omgevingsvergunning wijzigen voor zover deze betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is.

  1. Aan eiseres is op 25 oktober 1991 een revisievergunning op grond van de Hinderwet verleend ten behoeve van het motorcrosscircuit aan de Vlietskade 1025 in Arkel. Bij het bestreden besluit heeft verweerder op grond van de artikelen 2.30 en 2.31 van de Wabo ambtshalve de voorschriften B6, D1 en D4 van deze vergunning ingetrokken en nieuwe voorschriften B6, B7, B8, D1 en D4 aan de vergunning verbonden.

  2. Het beroep is gericht tegen de aanscherping van de geluidsgrenswaarden in voorschrift D1 en het opnemen van de meet- en registratieverplichtingen in de voorschriften B6 en B7 en een verbodsbepaling in voorschrift B8.

    4.1 Het oude voorschrift D1 luidde:

    “Het equivalente geluidsniveau (LAeq) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige werktuigen en installaties alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, mag ter plaatse van enige niet tot de inrichting behorende woning of andere geluidsgevoelige bestemming niet meer bedragen dan:

    50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);

    45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);

    40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode);

    op zondagen en algemeen erkende feestdagen geldt gedurende de dagperiode de grenswaarde voor de avondperiode;

    controle op de niveaus van het verspreide geluid, alsmede beoordeling van de meetresultaten moet gebeuren overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai IL-HR-13-01;

    alvorens de gemeten equivalente geluidsniveaus van het crossgebied aan de grenswaarden worden getoetst moet bij deze niveaus 5dB(A) worden opgeteld (correctie voor tonaal geluid).”

    4.2 Het nieuwe voorschrift D1 luidt:

    “Het equivalente geluidsniveau (LAeq) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige werktuigen, installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, mag ter plaatse van enige niet tot de inrichting behorende woning of andere geluidsgevoelige bestemming niet meer bedragen dan:

    44 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);

    39 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);

    34 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode);

    Controle op de niveaus van het verspreide geluid, alsmede beoordeling van de meetresultaten moet gebeuren overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai IL-HR-13-01 van maart 1981.

    Alvorens de gemeten equivalente geluidsniveaus van het crossgebied aan de grenswaarden worden getoetst moet bij deze niveaus 5dB(A) worden opgeteld indien tonaliteit is vastgesteld conform de Handleiding.”

  3. Verweerder heeft, nadat uit onderzoek van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid naar het referentieniveau van het omgevingsgeluid van 6 november 2008 was gebleken dat het referentieniveau in de dagperiode nabij de woonkern van Arkel minder dan 40 dB(A) bedraagt en de omgeving als landelijk moet worden getypeerd, aanleiding gezien de geluidsgrenswaarden in voorschrift D1 met 6 dB(A) te verlagen van 50 dB(A) etmaalwaarde naar 44 dB(A) etmaalwaarde. Verweerder heeft voor de aan de inrichting van eiseres te stellen geluidnormen aansluiting gezocht bij het convenant dat op 2 mei 2010 is gesloten tussen de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV), waarbij eiseres is aangesloten, en de Motorsport Organisatie Nederland (MON). In dit convenant, dat op

    1 januari 2011 in werking is getreden, is onder meer afgesproken dat de geluidproductie van crossmotoren landelijk met 6 dB(A) gereduceerd zal worden. Deze afspraak is gebaseerd op het akoestisch rapport van 4 maart 2010 dat in opdracht van de convenantsluitende organisaties is uitgevoerd door het adviesbureau Peutz B.V. (Peutz) naar stillere geluidsdempers. Uit dit rapport blijkt dat met gebruikmaking van stillere geluiddempers in crossmotoren het geluidsniveau op enige afstand van het circuit afneemt met circa 6 dB(A).

    6.1 Ten aanzien van de aanscherping van de geluidgrenswaarden in voorschrift D1 van 50 dB(A) naar 44 dB(A) stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte uit het rapport van Peutz van 4 maart 2010 en het KNMV-convenant de conclusie heeft getrokken dat de geluidgrenswaarden met 6 dB(A) verlaagd kunnen worden. Verweerder miskent daarmee dat eiseres al sinds 2009 alleen nog maar crossmotoren met geluiddempers in de uitlaat toelaat, zonder dat dit heeft geleid tot een substantieel lagere geluidbelasting op de woningen van derden. Volgens eiseres is de oorzaak daarvan tweeledig. Enerzijds is het bronvermogen van crossmotoren de afgelopen jaren steeds verder toegenomen. Anderzijds treden er soms extreme meteo-omstandigheden op waardoor het geluidsscherm niet goed functioneert. In dit verband heeft eiseres erop gewezen dat uit het geluidrapport behorende bij de aanvraag om een omgevingsvergunning van 26 september 2011 blijkt dat in de huidige situatie waarin op de motorcrossbaan uitsluitend motoren worden toegelaten met dempers die voldoen aan de KNMV-convenant ternauwernood kan worden voldaan aan de op grond van het oude voorschrift D1 geldende geluidsgrenswaarde van 50 dB(A).

    6.2 Eiseres stelt dat verweerder artikel 2.30 van de Wabo onjuist heeft toegepast. Naar de mening van eiseres had verweerder op grond van artikel 2.30 van de Wabo...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT