Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Junio de 2013

Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/4778 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ?s-Hertogenbosch van

20 juli 2012, 12/1116 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 19 juni 2013.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2013. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante is met ingang van 2 augustus 2010 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), berekend naar een gemiddeld arbeidsurenverlies van 32 per week. Daarnaast is een eerder uitkeringsrecht voor acht uur per week herleefd. Appellante is in september 2010 begonnen met een deeltijdopleiding rechten aan de Juridische Hogeschool Tilburg. Voorwaarde voor het volgen van die opleiding was dat zij minimaal twintig uur per week werkzaamheden verricht. De toenmalige werkcoach van appellante heeft haar toestemming gegeven om de opleiding met behoud van haar WW-uitkering te volgen en om met ingang van 1 september 2010 gedurende een periode van drie maanden als vrijwilliger werkzaamheden te verrichten bij de rechtswinkel in Tilburg. Appellante heeft deze werkzaamheden gedaan tot september 2011.

1.2. In een e-mailbericht aan haar werkcoach van 6 december 2011 heeft appellante meegedeeld dat zij voor ongeveer acht uur als vrijwilliger kan gaan werken bij de Stichting Bureau Sociaal Raadslieden te Veldhoven (BSR) en gevraagd om een reactie daarop. De werkcoach heeft op 7 december 2011 geantwoord dat appellante, gezien de duur van haar werkloosheid, elk passend werkaanbod moet aanvaarden en dat zij niet nogmaals toestemming krijgt om met behoud van haar WW-uitkering een stage of vrijwilligerswerk te gaan doen. In een werkplan van 14 december 2011 is dit vastgelegd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 6 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 december 2011 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft in het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat de werkzaamheden bij BSR, bestaande uit het geven van juridisch advies op uiteenlopende rechtsgebieden, het bemiddelen bij het leggen van contacten met instanties en hulpverleners en het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT