Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 20 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 20 juni 2013

Zaaknummer: HV 200.125.014/01

Zaaknummers eerste aanleg: C01/258102 / FT RK 13/94 en C01/258105 / FT RK 13/95

in de zaak in hoger beroep van:

[Appellant sub 1.],

en

[Appellante sub 2.],

beiden wonende te [woonplaats],

appellanten,

hierna te noemen: [appellant sub 1.] respectievelijk [appellante sub 2.],

advocaat: mr. H. Sanli.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Het hof verwijst naar de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant van 27 maart 2013.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 5 april 2013, hebben appellanten ieder voor zich verzocht voormelde vonnissen te vernietigen en te bepalen dat de faillissementen worden opgeheven onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling.

    2.2. Gelet op de onderlinge samenhang van de zaken, heeft het hof de beide zaken gevoegd behandeld.

    De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2013.

    Bij die gelegenheid zijn appellanten gehoord, bijgestaan door mr. Sanli;

    Voorts is ter zitting verschenen mr. P.C.H.H. Kager, curator.

    De beschermingsbewindvoerder, mr. F.H.H. Smeets is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

    2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

    - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 20 maart 2013;

    - de brief met bijlagen van de advocaat van appellanten d.d. 30 mei 2013;

    - de ter zitting overgelegde stukken, te weten: een brief van GGZ d.d. 11 juni 2013.

  3. De beoordeling

    3.1. Appellanten hebben de rechtbank verzocht hen toe te laten tot de schuldsaneringsregeling onder gelijktijdige opheffing van het op 20 december 2011 op eigen verzoek uitgesproken faillissement.

    3.2. Bij vonnissen waarvan beroep zijn de verzoeken van appellanten afgewezen.

    De rechtbank heeft daartoe in beide zaken op de voet van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b Fw overwogen dat niet aannemelijk is dat appellanten ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest, terwijl ten aanzien van [appellante sub 2.]is overwogen dat niet aannemelijk is dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.

    Appellanten kunnen zich met deze beslissingen niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.

    Het inleidende verzoekschrift

    3.3. Uit de inhoud van de processtukken is het hof gebleken dat de beschermingsbewindvoerder als reactie op de zitting van de rechtbank d.d. 22 januari 2013, waarbij de opheffing van het faillissement van appellanten zou worden behandeld, namens appellanten de rechtbank heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT