Cassatie van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 19 de Enero de 2010
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 19 de Enero de 2010 |
Uitgevende instantie: | Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands) |
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer: 105.003.294/01
Rolnummer (oud): 05/882
Rolnummer Hoge Raad: C04/062HR
Rolnummer Rechtbank: 99/418
arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 19 januari 2010
inzake:
[Naam],
wonende te Overdinkel (gemeente Losser),
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam,
tegen
-
[Naam],
wonende te Amsterdam,
geïntimeerde sub 1,
hierna te noemen: [geïntimeerde sub 1],
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te ’s-Gravenhage,
-
[Naam],
wonende te Amsterdam,
geïntimeerde sub 2,
hierna te noemen: [geïntimeerde sub 2],
advocaat: mr. R.S. Meijer te ’s-Gravenhage.
Het verdere geding
Verwezen wordt naar het door het hof in deze zaak gewezen (tweede) tussenarrest van 18 november 2008. Ter uitvoering daarvan hebben [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] ieder een akte genomen, waarop [appellant] vervolgens bij akte heeft gereageerd; [geïntimeerde sub 1] en [appellant] hebben bij hun aktes nadere producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen wederom hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
De verdere beoordeling
-
In het arrest van 18 november 2008 heeft het hof onder 10 onder meer overwogen dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] jegens [appellant] onrechtmatig hebben gehandeld door de wedstrijd te laten plaatsvinden op een baan, waarvoor niet alleen geen licentie was verleend maar waaraan een licentie was onthouden en die enkele onveilige plaatsen bevatte, waaronder de plaats waar [V] is doorgeschoten en tegen [appellant] is aangereden.
-
In zijn laatste akte verzoekt [geïntimeerde sub 1] het hof om bovengenoemde beslissing te heroverwegen. [geïntimeerde sub 1] formuleert in zijn akte eveneens bezwaren tegen deze beslissing. Hetgeen door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] is aangevoerd geeft het hof echter geen aanleiding om op zijn oordeel terug te komen. De sport- en speljurisprudentie, waarop [geïntimeerde sub 1] een beroep doet, mist in dit geval toepassing, nu de aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] verweten gedragingen niet zijn voortgekomen uit (eigen) deelname aan de kartwedstrijd. De omstandigheid dat het hier gaat om de beoefening van een sport die aanzienlijke risico’s meebrengt leidt juist tot de conclusie dat op functionarissen als [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] een bijzondere zorgplicht rust ten aanzien van de veiligheid van het circuit. Ten aanzien van het verwijt van...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT