Besluit van 16 maart 1999, houdende wijziging van het Bouwbesluit (aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor niet tot bewoning bestemde gebouwen 1999)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1999

138

Besluit van 16 maart 1999, houdende wijziging van het Bouwbesluit (aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor niet tot bewoning bestemde gebouwen 1999)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 mei 1998, nr. MJZ98042492, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 2 van de Woningwet;

De Raad van State gehoord (advies van 24 juli 1998, nr. W08.98.0190); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 maart 1999, nr. MJZ 99151343, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Bouwbesluit1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 228

a, derde lid, komt te luiden: 3. De energieprestatiecoëfficiënt van: a. een bijeenkomstgebouw is ten hoogste 2,4; b. een cellengebouw is ten hoogste 2,2; c. een gezondheidszorggebouw is ten hoogste 1,8; d. een gezondheidszorggebouw of een gedeelte daarvan dat mede is bestemd voor het verblijf van patiënten die als gevolg van hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid permanent of tijdelijk aan bed gebonden zijn is ten hoogste 3,8; e. een horecagebouw is ten hoogste 1,9; f. een onderwijsgebouw is ten hoogste 1,5; g. een sportgebouw is ten hoogste 2,2; h. een winkelgebouw is ten hoogste 3,5.

B

Artikel 251

b komt te luiden:

Staatsblad 1999 138 1

1 Stb. 1991, 680, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 december 1998, Stb. 691.

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Minis-terie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 april 1999, nr. 70.

Artikel 251

b.

De energieprestatiecoëfficiënt, bedoeld in artikel 228a, eerste lid, van een kantoorgebouw is ten hoogste 1,6.

C

Artikel 288

a, eerste lid, komt te luiden:

  1. De energieprestatiecoëfficiënt, bedoeld in artikel 228a, eerste lid, van een logiesgebouw is ten hoogste 2,1.

Artikel II
  1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. 2. Een aanvraag om bouwvergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit, alsmede enig bezwaar of beroep, ingesteld tegen een beslissing omtrent een dergelijke aanvraag, wordt afgedaan overeenkomstig de artikelen 228a, 251b en 288a van het Bouwbesluit, zoals deze artikelen luidden de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

    Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

    's-Gravenhage, 16 maart 1999 Beatrix

    De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. W. Remkes

    Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1999

    De Minister van Justitie, A. H. Korthals

    STB4861 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 1999

    Staatsblad 1999 138 2

    NOTA VAN TOELICHTING

    1. Algemeen

  2. Inleiding

    Dit besluit voorziet in uitvoering van de voorgenomen aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt (epc) voor niet tot bewoning bestemde gebouwen, zoals aangekondigd in het Plan van aanpak duurzaam bouwen, deelplan Utiliteitsbouw (kamerstukken II 1996/97, 24 280, nr. 11).

    De aanscherping van de epc is gericht op het verder terugdringen van het energieverbruik (gas en elektriciteit) dat voor verwarming, mechanische ventilatie, warmtapwatergebruik, koeling, bevochtiging en verlichting van een utiliteitsgebouw nodig is. Hiermee wordt een verder gaande bijdrage geleverd aan het zuinig omgaan met de voorraad fossiele brandstoffen ten behoeve van een duurzame ontwikkeling. De aanscherping van de epc draagt ook bij aan het verder terugdringen van de CO2-uitstoot.

    Met de aanscherping van de epc wordt tevens (gedeeltelijk) uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de richtlijn nr. 93/76/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 (PbEG L237) tot beperking van kooldioxide emissies door verbetering van de energieefficiëntie. Deze richtlijn is vastgesteld in het kader van het SAVE-programma. De richtlijn «verplicht» de lid-staten onder meer tot programma's ter beperking van het energiegebruik voor warmtapwater. Deze richtlijn leidt tevens tot thermische isolatie van nieuwe gebouwen.

  3. Evaluatie van de epc

    Met de invoering van de epc in december 1995 is een nieuwe grootheid geïntroduceerd in de Nederlandse bouwregelgeving. Zoals gebruikelijk na...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT