Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet

Wet van 14 maart 2020 tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten vanwege opname in de Omgevingswet van regels over het vestigen van een voorkeursrecht, regels over onteigening, bijzondere regels voor het inrichten van gebieden en, met het oog op verschillende typen gebiedsontwikkelingen, een verdere aanpassing van de regels over kostenverhaal (Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om, mede gelet op internationaalrechtelijke verplichtingen en de artikelen 14 en 21 van de Grondwet, de Omgevingswet aan te vullen met regels over regulering en ontneming van eigendom, regels voor het inrichten van gebieden en regels over kostenverhaal; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 AANVULLING EN WIJZIGING VAN DE OMGEVINGSWET

Artikel 1.1

(Omgevingswet).

De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:AHoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:1. Artikel 2.25, eerste lid, onder a, onder 1°, komt te luiden: 1°. een programma als bedoeld in paragraaf 3.2.2, artikel 3.14a of paragraaf 3.2.4,. 2. In artikel 2.36, eerste lid, onder a, wordt na «artikel 2.33» ingevoegd: of artikel 12.18. BIn paragraaf 3.2.3 wordt na artikel 3.14 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.14

a (inrichtingsprogramma).

Als gedeputeerde staten met betrekking tot een gebied overgaan tot landinrichting als bedoeld in artikel 12.3, eerste lid, stellen zij een programma vast dat is gericht op de verbetering van de inrichting van het gebied. Het inrichtingsprogramma kan in ieder geval de maatregelen en voorzieningen, bedoeld in artikel 12.3, bevatten. CHoofdstuk 4 wordt als volgt gewijzigd:1. In artikel 4.3, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i een onderdeel toegevoegd, luidende: j. landinrichtingsactiviteiten. 2. In artikel 4.11, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende: d. landinrichtingsactiviteiten. 3. In paragraaf 4.3.2 wordt na artikel 4.29 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.30

(rijksregels landinrichting).

  1. De in artikel 4.3 bedoelde regels over landinrichtingsactiviteiten worden gesteld met het oog op een doelmatige uitvoering van een inrichtingsprogramma. 2. De regels strekken er in ieder geval toe dat de uitvoering van een inrichtingsprogramma niet ernstig wordt belemmerd. DHoofdstuk 5 wordt als volgt gewijzigd:1. In artikel 5.7, derde lid, onder a, wordt «eenzelfde» vervangen door «dezelfde». 2. In artikel 5.34, tweede lid, aanhef, wordt de zinsnede «de artikelen 12.1, vierde lid, 13.5, eerste tot en met vijfde lid, en 13.6,» vervangen door «de artikelen 13.5, eerste tot en met vijfde lid en 13.6». EHoofdstuk 9 komt te luiden:

HOOFDSTUK 9 VOORKEURSRECHT

AFDELING 9 1 VESTIGING EN GELDING VAN EEN VOORKEURSRECHT Artículos 9.1 a 9.5
Artikel 9.1

(grondslag en bevoegdheid vestiging voorkeursrecht op naam van gemeente, provincie of Staat).

  1. De gemeenteraad, provinciale staten of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen bij voorkeursrechtbeschikking op een onroerende zaak een gemeentelijk, provinciaal of nationaal voorkeursrecht vestigen, voor zover die zaak deel uitmaakt van een locatie waaraan: a. in het omgevingsplan een niet-agrarische functie is toegedeeld en waarvan het gebruik afwijkt van die functie, b. in een gemeentelijke, een provinciale respectievelijk de nationale omgevingsvisie of in een programma een niet-agrarische functie of moderniseringslocatie is toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van die functie en de functie niet is toegedeeld in een omgevingsplan, c. in de voorkeursrechtbeschikking een niet-agrarische functie of moderniseringslocatie wordt toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van die functie en de functie niet is toegedacht in een gemeentelijke, een provinciale respectievelijk de nationale omgevingsvisie of een programma en niet is toegedeeld in een omgevingsplan. 2. Voorafgaand aan de vestiging van een voorkeursrecht op grond van het eerste lid, kunnen het college van burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten bij voorkeursrechtbeschikking op een onroerende zaak een gemeentelijk of provinciaal voorkeursrecht vestigen, voor zover die zaak deel uitmaakt van een locatie waaraan in die beschikking een niet-agrarische functie of moderniseringslocatie wordt toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van die functie. 3. Een provinciaal voorkeursrecht kan alleen worden gevestigd met het oog op een provinciaal belang. 4. Een nationaal voorkeursrecht kan alleen worden gevestigd met het oog op een nationaal belang.

Artikel 9.2

(exclusiviteit voorkeursrecht).

  1. Op een onroerende zaak waarop een provinciaal voorkeursrecht is gevestigd, kan geen gemeentelijk voorkeursrecht worden gevestigd. 2. Op een onroerende zaak waarop een nationaal voorkeursrecht is gevestigd, kan geen gemeentelijk of provinciaal voorkeursrecht worden gevestigd. 3. Een gemeentelijk voorkeursrecht vervalt op het tijdstip waarop voor de onroerende zaak een provinciaal of nationaal voorkeursrecht ingaat. 4. In afwijking van het derde lid blijft een gemeentelijk voorkeursrecht buiten toepassing gedurende de tijd dat op de onroerende zaak een door gedeputeerde staten op grond van artikel 9.1, tweede lid, gevestigd voorkeursrecht rust. 5. Een provinciaal voorkeursrecht vervalt op het tijdstip waarop voor de onroerende zaak een nationaal voorkeursrecht ingaat.

Artikel 9.3

(vestigen nieuw voorkeursrecht).

  1. Op een onroerende zaak kan niet binnen twee jaar na de intrekking of het vervallen van een voorkeursrecht door hetzelfde bestuursorgaan opnieuw een voorkeursrecht worden gevestigd op dezelfde grondslag. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een voorkeursrecht dat niet in de openbare registers is ingeschreven binnen de in artikel 16.82a bedoelde termijn.

Artikel 9.4

(geldingsduur voorkeursrecht).

  1. Een voorkeursrecht vervalt: a. bij een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onder c: drie jaar na het ingaan ervan, tenzij voor dat tijdstip de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd, is toegedacht in een omgevingsvisie of een programma of is toegedeeld in het omgevingsplan, b. bij een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onder b: drie jaar na het ingaan ervan, tenzij voor dat tijdstip de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd, is toegedeeld in het omgevingsplan, c. bij een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onder a: vijf jaar na het ingaan ervan of, als die termijn met toepassing van het tweede lid is verlengd, aan het einde van de verlengde termijn. 2. Een bestuursorgaan dat een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onder a, heeft gevestigd, kan besluiten de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder c, eenmaal met ten hoogste vijf jaar te verlengen. 3. Een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, vervalt drie maanden na het ingaan ervan of, als dat eerder is, op het tijdstip dat een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, ingaat. 4. Als een omgevingsplan wordt vernietigd, blijft een voorkeursrecht dat is gebaseerd op dat omgevingsplan gelden tot een jaar na de vernietiging, tenzij het voorkeursrecht eerder wordt ingetrokken. Als binnen dat jaar in het omgevingsplan de grondslag voor het voorkeursrecht wordt hersteld, heeft het voorkeursrecht de geldingsduur die het direct voorafgaand aan de vernietiging had.

Artikel 9.5

(intrekking en verval van voorkeursrecht of vernietiging van voorkeursrechtbeschikking).

  1. Als een voorkeursrecht niet meer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 9.1, eerste en tweede lid, of als de voorkeursrechtbeschikking niet binnen de in artikel 16.82a genoemde termijn in de openbare registers is ingeschreven, trekt het bestuursorgaan dat het gevestigd heeft het voorkeursrecht onverwijld in. 2. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat een ingetrokken of vervallen voorkeursrecht of een voorkeursrecht waarvan de voorkeursrechtbeschikking is vernietigd, onverwijld wordt doorgehaald in de openbare registers. 3. Het bestuursorgaan doet van de intrekking of het vervallen van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT