Besluit van 26 september 2001 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ (Besluit uitkering gemeenten Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ voor het jaar 2002)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2001

459

Besluit van 26 september 2001 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ (Besluit uitkering gemeenten Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ voor het jaar 2002)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/44234;

Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ;

De Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 2001, nr. W12.01.0317/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 september 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/57233;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Begripsbepaling.

In dit besluit wordt verstaan onder: a. de uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ; b. gemeentelijke uitkeringslasten 1999: de volgens de jaaropgave, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, van de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, Ioaw en Ioaz 1996, zoals deze regeling luidde voor inwerkingtreding van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ, ten laste van een gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 3 van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ, in het jaar 1999, verminderd met de kosten van bijstand die is verleend met toepassing van artikel 63, tweede lid, van de Algemene bijstandswet, alsmede met de verstrekte rentedragende geldleningen en de ontvangen aflossingen op rentedragende geldleningen uit hoofde van de voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal in 1999 op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen, en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal inwoners van 20 jaar en ouder van de gemeente op 1 januari 2001 gedeeld door het aantal inwoners van 20 jaar en ouder van de gemeente op 1 januari 1999; c. objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten: de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten, bedoeld in artikel 6.

Staatsblad 2001 459 1

Artikel 2

Berekening uitkeringsbedrag en inwonertal gemeenten.

1. Het bedrag van de uitkering wordt voor het jaar 2002 verschillend berekend voor gemeenten met: a. 40 000 of minder inwoners; b. meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners; c. 60 000 of meer inwoners. 2. Voor de vaststelling van het aantal inwoners, bedoeld in het eerste lid, geldt als peildatum 1 januari 2001. 3. Het aantal inwoners wordt ontleend aan de statistiek «Bevolking der gemeenten in Nederland op 1 januari» van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 3

Berekening uitkeringsbedrag kleine gemeenten.

Voor gemeenten met 40 000 of minder inwoners wordt het bedrag van de uitkering berekend aan de hand van de volgende formule:

UG=K:TK40 000 xTB40 000

waarbij: a. UG de uitkering aan de gemeente is; b. K de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 zijn; c. TK40 000 het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 van gemeenten met 40 000 of minder inwoners; d. TB40 000 het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan gemeenten met 40 000 inwoners of minder.

Artikel 4

Berekening uitkeringsbedrag middelgrote gemeenten.

Voor gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners wordt het bedrag van de uitkering berekend aan de hand van de volgende formule:

UG={0,5x(K:TK40 000-60 000)xTB40 000-60 000 +0,5x[(1-M)x(K: TK40 000-60 000)+Mx(O:OT40 000-60 000)]xTB40 000-60 000}xC waarbij: a. UG de uitkering aan de gemeente is; b. K de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 zijn; c. TK40 000-60 000 het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 van gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners; d. TB40 000-60 000 het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners; e. M het aantal inwoners van de gemeente per 1 januari 2001 is, verminderd met 40 000 en vervolgens gedeeld door 20 000; f. O de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten zijn; g. OT40 000-60 000 het totaal is van de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten van gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners; h. C de correctiefactor is die wordt berekend aan de hand van de formule die is opgenomen in de bijlage, welke onderdeel uitmaakt van dit besluit.

Artikel 5

Berekening uitkeringsbedrag grote gemeenten.

Voor gemeenten met 60 000 of meer inwoners wordt het bedrag van de uitkering berekend aan de hand van de volgende formule:

UG=0,5x(K:TK60 000)xTB60 000 +0,5x(O:OT60 000)xTB60 000 waarbij: a. UG de uitkering aan de gemeente is; b. K de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 zijn;

Staatsblad 2001 459 2

  1. TK60 000 het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten 1999 van gemeenten met 60 000 of meer inwoners; d. TB60 000 het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan gemeenten met 60 000 of meer inwoners; e. O de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten zijn; f. OT60 000 het totaal is van de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten van gemeenten met 60 000 of meer inwoners.

Artikel 6

Objectief verdeelmodel.

De objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten worden vastgesteld aan de hand van het verdeelmodel dat is opgenomen in de bijlage, welke onderdeel uitmaakt van dit besluit.

Artikel 7

Inwerkingtreding.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002 en vervalt met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 8

Citeertitel.

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitkering gemeenten Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ voor het jaar 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de bijlage met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 september 2001 Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de zestiende oktober 2001

De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

STB6627 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2001

Staatsblad 2001 459 3

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

In de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ (WFA) is in artikel 3 bepaald, dat 75% van de in een kalenderjaar ten laste van gemeenten gebleven kosten van bijstand en uitkeringen verstrekt op grond van de Abw, IOAW en IOAZ door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ten laste van 's Rijks kas aan hen wordt vergoed. Voor de kosten die niet voor vergoeding in aanmerking komen ontvangt een gemeente op grond van artikel 5 van de WFA van de Minister van SZW jaarlijks ten laste van 's Rijks kas een uitkering. Het bedrag van de uitkering wordt volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels berekend aan de hand van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkeringen. In het onderhavige besluit worden regels gesteld voor de berekening van het bedrag van de uitkering voor het jaar 2002 voor de financiering van uitkeringslasten die niet voor vergoeding in aanmerking komen.

In 2001 werden de gemeentelijke uitkeringen voor het overgrote deel (landelijk 99,6%) gebaseerd op het aandeel dat een gemeente in 1998 had in de totale ten laste van de gemeenten gebleven kosten van bijstand en uitkeringen verstrekt op grond van de Abw, IOAW en IOAZ als bedoeld in artikel 3 van de WFA, exclusief de verstrekte...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT