Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Abbreviated LabelAwir
CourtFinanciën
Subject MatterArbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht | Sociaal zekerheidsrecht

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Wet van 23 juni 2005 tot harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is inkomensafhankelijke regelingen, zoals die op het punt van wonen, kinderen en zorg, zoveel mogelijk te harmoniseren door een aantal algemene begrippen in die regelingen onder te brengen in één nieuwe wet, en de uitvoering van deze regelingen te stroomlijnen door deze waar mogelijk te laten plaatsvinden door de Belastingdienst/Toeslagen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Paragraaf 1. Toepassingsgebied
Artikel 1. Toepassingsgebied
  • 1 Deze wet geldt voor inkomensafhankelijke regelingen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is deze wet op inkomensafhankelijke regelingen die vóór 1 januari 2006 van kracht zijn, slechts van toepassing voor zover dit in de desbetreffende inkomensafhankelijke regeling is bepaald.

  • 3 Onder inkomensafhankelijke regelingen worden verstaan bij of krachtens wet vastgestelde regelingen die natuurlijke personen aanspraak geven op een financiële bijdrage van het Rijk in kosten of bijdrageverplichtingen, waarbij de hoogte van de bijdrage in die regelingen afhankelijk is gesteld van draagkracht.

Paragraaf 2. Begrippen
Artikel 2. Definities
  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, wordt verstaan onder:

    • a. belastbaar loon: het belastbare loon bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van loon dat als een eindheffingsbestanddeel in de zin van die wet is belast;

    • b. berekeningsjaar: het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • c. kind: de persoon bedoeld in artikel 4;

    • d. lidstaat: een Staat die lid is van de Europese Unie of een andere Staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • e. medebewoner: de persoon die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende, met dien verstande dat als medebewoner niet wordt aangemerkt:

      • 1°. de partner van de belanghebbende,

      • 2°. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende een deel van de woning huurt, tenzij deze een bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de belanghebbende of van diens partner,

      • 3°. degene die tot het huishouden van de onder 2° bedoelde persoon behoort;

    • f. partner: de persoon bedoeld in artikel 3;

    • g. [Red: vervallen;]

    • h. tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling;

    • i. toetsingsinkomen: het inkomen bedoeld in artikel 8;

    • j. verzamelinkomen: het verzamelinkomen bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • k. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;

    • l. inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • m. niet in Nederland belastbaar inkomen: inkomen dat niet in het verzamelinkomen of het belastbare loon is begrepen omdat het niet behoort tot het Nederlandse inkomen, bedoeld in artikel 7.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of omdat het is vrijgesteld op grond van bepalingen van interregionaal of internationaal recht;

    • n. ontvanger: de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990;

    • o. inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • p. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

    • q. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die is geplaatst op de lijst van organisaties, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

    • b. beschikking tot vaststelling: beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, beschikking tot herziening van de tegemoetkoming en beschikking tot herziening van een voorschot;

    • c. beschikking tot terugvordering: beschikking tot vaststelling van het bedrag dat wordt teruggevorderd.

Artikel 3. Partner
  • 2 In aanvulling op het eerste lid wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder partner mede verstaan degene die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende en:

    • a. uit wiens relatie met de belanghebbende een kind is geboren;

    • b. die een kind van de belanghebbende heeft erkend dan wel van wie een kind door de belanghebbende is erkend;

    • c. die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belanghebbende is aangemeld;

    • d. die samen met de belanghebbende een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom, of op grond van een recht van lidmaatschap van een coöperatie;

    • e. die evenals de belanghebbende meerderjarig is, waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, behoudens ingeval de belanghebbende een verzoek indient om niet als partner te worden aangemerkt van degene, bedoeld in de aanhef van dit lid, bij welk verzoek de belanghebbende door middel van een schriftelijke huurovereenkomst, waaraan bij ministeriële regeling nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander of dat beiden op zakelijke gronden een eigen gedeelte van de woning huren van een derde; of

    • f. die in het aan het berekeningsjaar voorafgaande kalenderjaar reeds partner van de belanghebbende was.

  • 3 Degene die ingevolge het eerste of tweede lid voor een deel van het berekeningsjaar als partner wordt aangemerkt, wordt vanaf de dag waarop het partnerschap ingevolge het eerste of tweede lid is ontstaan, ook als partner aangemerkt in de daaropvolgende perioden van het berekeningsjaar, voor zover hij in die perioden als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende.

  • 4 Een belanghebbende kan op enig moment slechts één partner hebben. Indien de belanghebbende op dat moment op grond van het eerste lid een partner heeft, blijft het tweede lid buiten toepassing. Indien op dat moment geen persoon op grond van het eerste lid als partner is aangemerkt, geldt als partner degene die op grond van de in het tweede lid eerstgenoemde categorie als partner wordt aangemerkt.

  • 5 In afwijking van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het tweede lid wordt niet als partner aangemerkt:

    • a. een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de belanghebbende, tenzij beiden bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt;

    • b. een persoon die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en voor wie de belanghebbende in enig jaar een pleegvergoeding heeft ontvangen op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Jeugdwet, dan wel voor wie de belanghebbende in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, indien de belanghebbende en deze persoon in enig jaar een gezamenlijk verzoek hebben ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen om niet als partners te worden aangemerkt.

  • 6 Personen die partners waren op grond van het tweede lid, blijven als partners aangemerkt nadat de in dat onderdeel bedoelde inschrijving op hetzelfde woonadres niet langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis vanwege medische redenen of ouderdom van een van hen, zolang na het einde van die inschrijving op hetzelfde woonadres ten aanzien van geen van beiden een derde persoon als partner wordt aangemerkt. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op personen die partners zijn op grond van het eerste lid. Op verzoek van ten minste een van de partners, bedoeld in de eerste of tweede zin, worden zij niet meer als partners aangemerkt voor de duur van de opname van een van hen in het verpleeghuis of het verzorgingshuis. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.

  • 7 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 8 Onder partner wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT