Arbeidstijdenwet

Abbreviated LabelATW
Subject MatterArbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht | Arbeidsrecht
CourtSociale Zaken en Werkgelegenheid

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Wet van 23 november 1995, houdende bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid, zulks mede in verband met de tenuitvoerlegging van de Richtlijnen van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEG 1993, L 307) en van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216), en mede ter bevordering van de combineerbaarheid van arbeid en zorgtaken, alsmede andere verantwoordelijkheden buiten de arbeid, noodzakelijk is wettelijke regelen te stellen inzake arbeids- en rusttijden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Begrippen werkgever en werknemer
Artikel 1:1
  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. werkgever:

      • 1°. degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die ander aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;

      • 2°. degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1°;

    • b. werknemer: de ander bedoeld onder a.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:

    • a. werkgever: degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten;

    • b. werknemer: de ander bedoeld onder a.

  • 3 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder jeugdige werknemer verstaan: een werknemer van 16 of 17 jaar.

Begrippen kind en arbeid in verband met kinderarbeid
Artikel 1:2
  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder kind: een persoon jonger dan 16 jaar.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder arbeid: de verrichtingen van een kind ter naleving van een overeenkomst.

Het begrip collectieve regeling
Artikel 1:3
  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder collectieve regeling:

    • a. een collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst;

    • b. een rechtspositieregeling van werknemers in dienst van de overheid alsmede een overeenkomstige rechtspositieregeling van werknemers, werkzaam in instellingen van bijzonder onderwijs of wetenschappelijk onderzoek.

Gelijkstelling met collectieve regeling
Artikel 1:4
  • 1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt met een collectieve regeling als bedoeld in artikel 1:3 gelijkgesteld een regeling waaromtrent de werkgever schriftelijk overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan.

  • 2 Indien zowel een regeling als bedoeld in het eerste lid, als een collectieve regeling als bedoeld in artikel 1:3 gelden, zijn de in die regelingen gegeven bepalingen naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen in de collectieve regeling, bedoeld in artikel 1:3, van toepassing.

Werkingsduur van de collectieve regeling
Artikel 1:5
  • 1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen geldt een collectieve regeling als bedoeld in de artikelen 1:3, eerste lid, en 1:4, eerste lid, gedurende 5 jaren, te rekenen van het tijdstip waarop die regeling ingaat. Bij wijziging van de in de eerste volzin bedoelde collectieve regeling binnen 5 jaren na inwerkingtreding, wordt het in de eerste volzin bedoelde tijdvak beëindigd op het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde collectieve regeling.

  • 2 Het eerste lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op de collectieve regeling als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. bij de inwerkingtreding van een overeenkomstige nieuwe collectieve regeling binnen 5 jaren na inwerkingtreding van de in de aanhef bedoelde collectieve regeling, het in de eerste volzin van het eerste lid bedoelde tijdvak wordt beëindigd;

    • b. deze regeling te allen tijde eindigt op het tijdstip, dat er geen overeenkomstige collectieve regeling als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, geldt op grond van het eerste lid, eerste volzin.

Het begrip medezeggenschapsorgaan
Artikel 1:6

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder medezeggenschapsorgaan:

Overige begrippen
Artikel 1:7
  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • b. defensiepersoneel:

      • 1°. de in werkelijke dienst zijnde militaire ambtenaren in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ambtenaren defensie;

      • 2°. de in werkelijke dienst zijnde dienstplichtigen in de zin van de artikelen 18, 19 en 21 van de Kaderwet dienstplicht;

      • 3°. het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT