Belastingplan 2016

Wet van 23 december 2015 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor het jaar 2016 wenselijk is een aantal fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit het vijfmiljardpakket en de koopkrachtbesluitvorming en dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2016 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of technische reparaties aan te brengen die uiterlijk met ingang van 1 januari 2016 in werking moeten treden; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:AAan artikel 1.2 wordt een lid toegevoegd, luidende: 7. Onder partner wordt niet verstaan degene die uitsluitend ingevolge het eerste lid, onderdeel e, als partner wordt aangemerkt en woont in een accommodatie van een instelling die opvang als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt, mits de belastingplichtige een afschrift van de beschikkingen, bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid, van die wet, tot het treffen van een maatwerkvoorziening voor hem en voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, ten behoeve van opvang overlegt. BIn artikel 2.10, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.922

8,40%

€ 19.922

€ 33.715

€ 1.673

12,05%

€ 33.715

€ 66.421

€ 3.335

40,20%

€ 66.421

€ 16.482

52,00%CIn artikel 2.10a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.922

8,40%

€ 19.922

€ 34.027

€ 1.673

12,05%

€ 34.027

€ 66.421

€ 3.372

40,20%

€ 66.421

€ 16.394

52,00%CaIn artikel 3.42, derde lid, wordt «41,5 percent» vervangen door: 58 percent. DArtikel 3.52a vervalt. EIn artikel 3.77, vierde lid, wordt «artikel 23, derde en zevende lid, van die wet,» vervangen door: artikel 23, derde, vierde en zevende lid, van die wet. FArtikel 7.5, zesde lid, komt te luiden: 6. Behoudens voor de toepassing van het vierde en vijfde lid, wordt een lichaam dat ten minste vijf jaar in Nederland gevestigd is geweest, na verplaatsing van de werkelijke leiding van het lichaam uit Nederland nog geacht in Nederland te zijn gevestigd zolang een belastingaanslag ter zake van te conserveren inkomen uit een aanmerkelijk belang in dat lichaam, niet volledig is voldaan. GArtikel 8.10, tweede lid, komt te luiden: 2. De algemene heffingskorting bedraagt € 2.242, verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met 4,796% van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde bedrag. HArtikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In de eerste volzin, onderdeel b, wordt het als tweede vermelde bedrag vervangen door: € 3.103. 2. In de tweede volzin wordt «de volgens artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende arbeidskorting» vervangen door: de volgens artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende arbeidskorting ter zake van het loon dat wordt belast volgens de loonbelastingtabellen, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van die wet. IIn artikel 8.14a, tweede lid, wordt «4%» vervangen door «6,159%» en wordt het als derde vermelde bedrag vervangen door: € 2.769. JHet in artikel 8.17, tweede lid, als eerste vermelde bedrag wordt vervangen door: € 1.187. KNa artikel 10.6a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.6

b Indexering percentage algemene heffingskorting.

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt berekend door het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag te delen door het verschil tussen het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als laatste vermelde bedrag en het in die kolom als eerste vermelde bedrag. Dit berekende percentage wordt rekenkundig afgerond op drie decimalen. LIn artikel 10.7, vijfde lid, wordt «vermeerderd» vervangen door «, verminderd». Voorts wordt het in dat lid vermelde bedrag vervangen door: € 10.443.

ARTIKEL I

A.

Artikel 3.52

a van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de op dat artikel gebaseerde bepalingen, zoals dat artikel en die bepalingen luidden op 31 december 2015, blijven van toepassing ter zake van aanvragen die betrekking hebben op een periode vóór 1 januari 2016.

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2017 als volgt gewijzigd:AIn de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,3%-punt. BArtikel 3.119a, derde lid, onderdeel b, komt te luiden: b. hetgeen ter zake van die verwerving, die verbetering, dat onderhoud of die afkoop aan verhoogde vrijstelling van schenkbelasting is genoten. BaIn artikel 4.14, eerste lid, wordt «4%» vervangen door: 5,5%. CArtikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 1,63% van het gedeelte van de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot rendementsklasse I, vermeerderd met 5,5% van het gedeelte van die grondslag dat behoort tot rendementsklasse II (forfaitair rendement). De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar (peildatum) voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen. De omvang van het gedeelte van de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot rendementsklasse I, onderscheidenlijk rendementsklasse II, wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.

Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan

maar niet meer dan

wordt toegerekend aan rendementsklasse I

en wordt toegerekend aan rendementsklasse II

€ 0

€ 75.000

67%

33%

€ 75.000

€ 975.000

21%

79%

€ 975.000

0%

100%2. In het tweede lid wordt «wordt in afwijking van het eerste lid, het voordeel uit sparen en beleggen gesteld op 4% (forfaitair rendement) van» vervangen door: wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van. DArtikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het derde lid, eerste volzin, wordt, onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot onderdelen c tot en met f, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende: b. verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen of verstrekkingen die ingevolge artikel 3.101, eerste lid, onderdelen b en c, geen aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn, niet in aanmerking worden genomen;. 2. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel d (nieuw), wordt «onderdeel b» vervangen door: onderdeel c. 3. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel e (nieuw), wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel d. 4. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel f (nieuw), wordt «de onderdelen a en b» vervangen door: de onderdelen a, b en c. 5. In het derde lid, tweede volzin, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f. 6. In het vierde lid wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel d. EHet in artikel 5.5 vermelde bedrag wordt vervangen door: € 25.000. FArtikel 7.7, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland wordt gesteld op 1,63% van het gedeelte van de rendementsgrondslag in Nederland aan het begin van het kalenderjaar (peildatum) dat wordt toegerekend aan rendementsklasse I, vermeerderd met 5,5% van het gedeelte van die grondslag dat wordt toegerekend aan rendementsklasse II (forfaitair rendement). De omvang van het gedeelte van de rendementsgrondslag in Nederland dat behoort tot rendementsklasse I, onderscheidenlijk rendementsklasse II, wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.

Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan

maar niet meer dan

wordt toegerekend aan rendementsklasse I

en wordt toegerekend aan rendementsklasse II

€ 0

€ 100.000

67%

33%

€ 100.000

€ 1.000.000

21%

79%

€ 1.000.000

0%

100%GArtikel 7.8 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 5.5, en» vervangen door: artikel 5.5;. 2. In het derde lid wordt onderdeel c verletterd tot onderdeel d. 3. In het derde lid wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende: c. de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT