Besluit bevoegde instanties grensoverschrijdende representatieve vorderingen

Besluit van 10 juli 2023, houdende regels omtrent de aanwijzing van stichtingen of verenigingen als bevoegde instanties voor het instellen van grensoverschrijdende representatieve vorderingen voor consumenten (Besluit bevoegde instanties grensoverschrijdende representatieve vorderingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 30 mei 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4684357; Gelet op artikel 305e lid 4 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en op Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2020, L 409); De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 juni 2023, No. W16.23.00123/II);Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 30 juni 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3849633; Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

(definities).

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:– achterban:

de natuurlijke personen die handelen voor doeleinden die geen verband houden met hun handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, tot bescherming van wier collectieve belangen een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid met zetel in Nederland rechtsvorderingen wil instellen in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte; – bevoegde instantie:

bevoegde instantie als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Richtlijn;– grensoverschrijdende representatieve vorderingen:

een rechtsvordering ter bescherming van een belang als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Richtlijn die een stichting of vereniging instelt in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte dan die waarin zij werd aangewezen; – lijst:

de lijst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn;– Onze Minister:

Onze Minister voor Rechtsbescherming;– Richtlijn:

Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2020, L 409); – wet:

Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2

(de aanvraag).

  1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid met zetel in Nederland kan een aanvraag doen om te worden aangewezen als bevoegde instantie. 2. De aanvraag wordt ingediend bij Onze Minister. 3. Bij de aanvraag verschaft de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, ten minste de volgende gegevens en bescheiden: a. een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel niet ouder dan één maand op het moment van aanvraag, waarin de naam van de rechtspersoon, de datum van de oprichting, de rechtsvorm, het statutair doel en de namen van de bestuurders zijn opgenomen; b. een omschrijving van de achterban van de rechtspersoon en voor zover bekend, van de grootte van de achterban; c. een bestuursverslag en jaarrekening als bedoeld in artikel 305a lid 5 van de wet; d. informatie waaruit blijkt dat de rechtspersoon voldoet aan artikel 305a, lid 2, onderdelen a en b, en lid 3, onderdeel a, van de wet; e. een verwijzing naar een algemeen toegankelijke internetpagina, waarop de informatie, genoemd in de artikelen 305a lid 2, onder d, subonderdelen 1 tot en met 9 en 305e, lid 2, onder a tot en met c, van de wet beschikbaar is.

Artikel 3

(de beschikking op de aanvraag).

  1. Onze Minister beslist op de aanvraag tot aanwijzing binnen zes weken nadat de aanvraag is ontvangen. 2. Onze Minister wijst een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid met zetel in Nederland aan als bevoegde instantie, indien: a. de rechtspersoon voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 305e leden 1 en 2 van de wet; en b. voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 2. 3. De aanvraag wordt afgewezen indien de rechtspersoon of de aanvraag niet voldoet aan de in het tweede lid bedoelde eisen.

Artikel 4

(de duur van de aanwijzing).

  1. De aanwijzing heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. 2. De rechtspersoon kan vanaf drie maanden voor het einde van de geldigheidsduur van de aanwijzing steeds verzoeken om verlenging daarvan. De verlenging van de aanwijzing heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar. 3. Op de aanvraag tot verlenging van de aanwijzing zijn de artikelen 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

(wijzigingen in voldoen aan eisen).

Een bevoegde instantie informeert Onze Minister onverwijld over relevante wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het voldoen aan de in artikel 305e leden 1 en 2 van de wet genoemde eisen.

Artikel 6

(twijfels andere lidstaat of Europese Commissie).

Onze Minister onderzoekt of een bevoegde instantie nog aan de eisen, genoemd in artikel 305e leden 1 en 2 van de wet voldoet, indien daarover twijfels worden geuit door een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte of de Europese Commissie.

Artikel 7

(intrekking van de aanwijzing).

  1. De aanwijzing wordt door Onze Minister ingetrokken: a. op verzoek van de rechtspersoon; b. indien de aanvraag, gelet op dit besluit, ten onrechte is verleend; c. indien de rechtspersoon op enig moment niet langer voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 305e leden 1 en 2 van de wet. 2. Een intrekking van de aanwijzing op grond van het eerste lid, onder b of c, wordt niet genomen dan nadat toepassing is gegeven aan artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8

(inhoud van de lijst).

  1. De lijst vermeldt van iedere daarin opgenomen rechtspersoon in elk geval de volgende gegevens: a. de naam en rechtsvorm; b. het statutaire doel; c. de datum waarop de beschikking is verleend of de datum van de laatste verlenging van de beschikking. 2. Onze Minister verwerkt een wijziging in de in het eerste lid genoemde gegevens in de lijst en verwijdert een rechtspersoon van de lijst, indien de geldigheidsduur van de aanwijzing is verlopen gelet op artikel 4, of indien de beschikking wordt ingetrokken op grond van artikel 7. Onze Minister stelt de Europese Commissie hiervan op de hoogte.

Artikel 9

(publicatie van de lijst).

Onze minister maakt de lijst openbaar.

Artikel 10

(inwerkingtreding).

Dit besluit treedt in werking met ingang van 25 juni 2023. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 24 juni 2023, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

(citeertitel).

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bevoegde instanties grensoverschrijdende representatieve vorderingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 10 juli 2023Willem-AlexanderDe Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de twaalfde juli 2023 De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Algemeen deel

    1. Inleiding

      Deze algemene maatregel van bestuur (hierna: Besluit) strekt tot implementatie van de Richtlijn representatieve vorderingen voor consumenten (hierna: de Richtlijn).1 Uiterlijk 25 december 2022 moest de Richtlijn zijn omgezet in het nationale recht. Op 25 juni 2023 moeten de omgezette Richtlijnbepalingen van toepassing zijn. De Richtlijn is grotendeels al omgezet door de op 1 januari 2020 ingevoerde Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: de WAMCA) en de Implementatiewet Richtlijn representatieve vorderingen voor consumenten (hierna: de Implementatiewet) die op 2 november 2022 in het Staatsblad is geplaatst en op 25 juni 2023 in werking treedt.

      De Implementatiewet voegt een nieuw artikel 305e toe aan Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat het oude artikel 3:305c lid 3 BW vervangt. Artikel 3:305e BW regelt dat een stichting of vereniging een aanvraag kan doen bij de Minister voor Rechtsbescherming om te worden aangewezen als bevoegde instantie. Eenmaal aangewezen als bevoegde instantie, kan de organisatie in een andere lidstaat collectieve acties instellen voor een groep consumenten («grensoverschrijdende collectieve acties»). Lid 4 van artikel 3:305e BW regelt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld voor het aanwijzen als bevoegde instantie en regels worden gesteld voor het intrekken en de duur van de aanwijzing. Dit Besluit werkt deze (nadere) regels uit.2 In dit Besluit is sprake van zuivere en lastenluwe implementatie.

    2. Implementatiewetgeving

      Aanleiding en achtergrond van de Richtlijn

      Door de globalisering en de digitalisering is het risico groter geworden dat een groot aantal consumenten schade ondervindt van dezelfde onrechtmatige praktijk door handelaren. Inbreuken door handelaren op het Unierecht kunnen schade berokkenen aan de consument. Zonder effectieve middelen om onrechtmatige praktijken te beëindigen en om herstel te verkrijgen voor consumenten, vermindert het vertrouwen van de consument in de interne markt. Het gebrek aan effectieve middelen ter handhaving van het Unierecht inzake consumentenbescherming kan ook leiden tot een verstoring van de eerlijke concurrentie tussen in eigen land of grensoverschrijdend opererende handelaren die inbreuken plegen en handelaren die dat niet doen. Een dergelijke verstoring kan het functioneren van de interne markt belemmeren.

      De Richtlijn vervangt de Inbreukrichtlijn3. De Inbreukrichtlijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT