Besluit digitale stukken Strafvordering

Besluit van 6 oktober 2016, houdende regels betreffende het gebruik van elektronische stukken (Besluit digitale stukken Strafvordering)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 6 juli 2016, nr. 780412, directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op de artikelen 12, vierde lid, 32, vijfde lid, 36a, 36f, derde lid, 51a, vierde en vijfde lid, artikel 51b, zesde lid, 138f, 149a, vierde lid, 163, derde lid, 257e, vierde lid, 410, eerste lid, 450, vierde lid, 552a, zesde lid, 552ab tweede lid, 552b, tweede lid, en artikel 153, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 49 van de Wet op de economische delicten en artikel 11 van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 5 september 2016, nr. W03.16.0182/II; Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 27 september 2016, nr. 804035, directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1

[definities].

In dit besluit wordt verstaan onder:a. bevoegde instanties:

de gerechten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie en de parketten, bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, de instantie waar een opsporingsambtenaar werkzaam is die is belast met de opsporing van strafbare feiten als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d van het Wetboek van Strafvordering; b. de wet:

het Wetboek van Strafvordering;c. elektronische voorziening:

een webportaal of andere internetdienst ten behoeve van de overdracht van de stukken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan of door de bevoegde instanties; d. Onze Minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie, ene. vervanging:

het omzetten van een stuk in papieren vorm in een reproductie in elektronische vorm waarna het origineel wordt vernietigd.

Paragraaf 2 Indiening en verstrekking met een voorziening

Artikel 2

[reikwijdte].

  1. Onze Minister wijst een elektronische voorziening aan ten behoeve van: a. de indiening van de volgende stukken: 1°. het klaagschrift, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet; 2°. een verzoek als bedoeld in artikel 36a, van de wet; 3°. een verzoek als bedoeld in artikel 51a, vijfde lid, van de wet; 4°. de aangifte of klachte, bedoeld in de artikelen 163, eerste lid, en 164, eerste lid, van de wet, voor zover deze feiten betreft die zijn opgenomen in de elektronische voorziening; 5°. het verzet, bedoeld in artikel 257e, van de wet; 6°. een schriftuur als bedoeld in de artikelen 410, eerste lid, en 437, tweede en derde lid, van de wet; 7°. een volmacht als bedoeld in artikel 450, derde lid, van de wet; 8°. een klaagschrift als bedoeld in de artikelen 552a, derde lid, 552ab, tweede lid, en 552b, tweede lid van de wet, en 9°. een verzoek als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de economische delicten; b. de toezending van berichten van ontvangst en kennisgevingen van de indiening van stukken, bedoeld in onderdeel a; c. de kennisneming van processtukken en de verstrekking van afschriften van processtukken, bedoeld in de artikelen 30 tot en met 32 en 51b van de wet, voor zover betrokkene daartoe ingevolgde de wet bevoegd is, of d. de betekening en kennisgeving van gerechtelijke mededelingen, bedoeld in artikel 36b, tweede en derde lid, van de wet. 2. Berichten van ontvangst en kennisgevingen kunnen ook via een internet- of telefoniedienst worden verzonden aan de rechtstreeks belanghebbende en bevatten niet meer gegevens dan noodzakelijk. 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop stukken worden overgedragen door de elektronische voorziening. Tevens kunnen eisen worden gesteld waaraan de stukken dienen te voldoen die worden overgedragen door de elektronische voorziening.

Artikel 3

[eisen voorziening].

  1. De elektronische voorziening voldoet aan de volgende eisen: a. de gebruiker van de voorziening wordt geïdentificeerd; b. na te gaan is wie de verzender is van het stuk; c. na te gaan is of het stuk is gewijzigd na het moment van verzending; d. na te gaan is op welk tijdstip het stuk is ontvangen respectievelijk ter beschikking is gesteld in de elektronische voorziening; e. na te gaan is op welk moment zich in de voorziening een storing voordoet of zich heeft voorgedaan, en f. het stuk in de voorziening is uitsluitend toegankelijk voor een gebruiker die daarvoor is geautoriseerd. 2. De inrichting van de elektronische voorziening voldoet aan de nationale en internationale standaarden voor informatiebeveiliging en is in staat langs elektronische weg de gegevens, bedoeld in artikel 36i van de wet, vast te leggen. Bij ministeriële regeling kan nader worden bepaald aan welke standaarden de elektronische voorziening voldoet.

Artikel 4

[niet functioneren voorziening].

Indien op de laatste dag van een voor de indiener geldende termijn voor het indienen van een stuk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, een niet aan de indiener toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot of de werking van de elektronische voorziening, is een daardoor veroorzaakte overschrijding van de termijn verschoonbaar indien het stuk uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen. Artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet is van overeenkomstige toepassing op deze eerstvolgende dag.

Paragraaf 3 [authenticatie en elektronische handtekening]

Artikel 5

[eisen authenticatie].

De indiening, toezending, kennisneming, verstrekking en betekening van stukken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, alsook de elektronische handtekening, bedoeld in artikel 6, eerste lid, vereisen authenticatie met een middel dat voldoet aan de volgende eisen: a. het middel is uitgegeven door de overheid of een onder toezicht van de overheid staande organisatie; b. het middel gaat uit van een tweefactorauthenticatie of hoger, en c. het middel is aangewezen door de bevoegde instanties.

Artikel 6

[eisen elektronische handtekening en tablethandtekening].

  1. De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 138e van de wet, met behulp van een middel als bedoeld in artikel 5, voldoet aan de volgende eisen: a. de ondertekenaar heeft zich geauthenticeerd met behulp van een middel dat voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 5, en b. de gegevens waaruit de elektronische handtekening bestaat zijn op zodanige wijze verbonden aan de elektronische gegevens waarop deze betrekking heeft, dat de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de gegevens kan worden vastgesteld. 2. De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 138e van de wet, zijnde een handgeschreven handtekening op een elektronische gegevensdrager, voldoet aan de volgende eisen: a. de ondertekening heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van of wordt gedaan door: – een rechter of griffier; – de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 163, eerste lid, van de wet met het oog op de aangifte of klachte, bedoeld in artikel 161 van de wet, en b. de biometrische of grafische handtekening is op zodanige wijze aan de elektronische gegevens waarop zij betrekking heeft verbonden, dat het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de elektronische gegevens kan worden vastgesteld.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 7

[Omzetting].

Een stuk in papieren vorm kan worden vervangen door een stuk in elektronische vorm mits is voldaan aan de eisen die bij of krachtens de Archiefwet 1995 zijn gesteld aan de vervanging van archiefbescheiden.

Artikel 8

[wijzigen andere regelingen].

Het Besluit processtukken in strafzaken wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 2, derde lid, vervalt de tweede volzin.BArtikel 3 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «chronologisch verslag» vervangen door: verslag. 2. Onder vernummering van het derde tot het tweede lid, vervalt het tweede lid. CAan artikel 4 wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Kennisneming kan voorts geschieden met behulp van een elektronische voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit digitale stukken Strafvordering. DAan artikel 7, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Verstrekking van een afschrift kan voorts geschieden met behulp van een elektronische voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit digitale stukken Strafvordering.

Artikel 9

[wijzigen andere regelingen].

Het Besluit orde van dienst gerechten wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 19 wordt, onder vernummering van het derde tot het vierde lid, een derde lid ingevoegd, luidende: 3. Ingeval van het eerste en het tweede lid kan de verdachte voorts kennisneming worden geboden met behulp van een elektronische voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit digitale stukken Strafvordering. BIn artikel 21, derde lid, wordt «vindt» vervangen door «vinden». Toegevoegd wordt een volzin, luidende:

De verstrekking van afschrift aan de verdachte kan voorts geschieden met behulp van een elektronische voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit digitale stukken Strafvordering.

Artikel 10

[intrekking andere regelingen].

Het Besluit elektronische aangifte wordt ingetrokken.

Artikel 11

[intrekking andere regelingen].

Het Besluit elektronisch proces-verbaal wordt ingetrokken.

Artikel 12

[inwerkingtreding].

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT