Besluit experiment integraal pgb 2019

Besluit van 3 juli 2019, houdende tijdelijke regels voor een tweede experiment in het kader van een integraal persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg (Besluit experiment integraal pgb 2019)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 juni 2019, kenmerk 1504158-186236-WJZ; Gelet op de artikelen 10.1.2, tweede en vierde lid, van de Wet langdurige zorg en 2, tweede lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 juni 2019, no. W13.19.0134/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 juli 2019, kenmerk 1470175-186236-WJZ; Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Begripsbepalingen.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:– college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente;– deelbudget:

budget dat door of vanwege het zorgkantoor, het college of de zorgverzekeraar ter beschikking wordt gesteld voor het betrekken van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, onderscheidenlijk zorg als bedoeld in artikel 13a van de Zorgverzekeringswet, en dat wordt toegevoegd aan het integraal budget; – deelnemer:

verzekerde die toegang heeft gekregen tot het experiment;– experiment:

experiment als bedoeld in artikel 10.1.2, tweede lid, van de Wet langdurige zorg in de gemeente, dat wordt uitgevoerd krachtens dit besluit; – gegevens over gezondheid:

gegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming; – gemeente:

gemeente Alphen aan den Rijn, Dalfsen, Den Haag, Leiden, Meppel, Nieuwegein, Roermond of Rotterdam; – integraal budget:

aan de deelnemer verstrekte subsidie ten behoeve van de in het ondersteuningsplan bedoelde diensten; – integraal pgb-plan:

integraal pgb-plan als bedoeld in artikel 5, tweede lid; – ondersteuningsplan:

ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 5, eerste lid;– Zvw-pgb:

Zvw-pgb als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Zorgverzekeringswet.

Artikel 2

Doel van het experiment.

  1. Met dit experiment wordt beoogd inzicht te krijgen in de gevolgen en mogelijkheden van het integraal budget ten aanzien van: a. het flexibel gebruik van een integraal budget en de doelmatigheid van het integraal budget; b. het op elkaar aansluiten van de verscheidene diensten waarvan de deelnemer gebruik maakt en de kwaliteit van die diensten; c. de tevredenheid van de deelnemers, betrokken bestuursorganen en zorgverzekeraars; d. de omvang van de administratieve lasten van deelnemers in verhouding tot de afzonderlijke rechten en aanspraken, bedoeld in artikel 3, eerste lid; e. de beoogde effecten op de kwaliteit van leven van zowel de deelnemer als van zijn sociaal netwerk. 2. Met dit experiment wordt informatie verzameld over de gevolgen voor de kwaliteit van de door deelnemers afgenomen diensten, de gevolgen voor de zelfredzaamheid van de deelnemers, de budgettaire en juridische mogelijkheden en belemmeringen alsmede het toezicht en de handhaving bij het vormgeven van een integraal pakket aan diensten dat in de plaats treedt van de afzonderlijke aanspraken of rechten op die diensten.

Artikel 3

Reikwijdte en toegang tot het experiment.

  1. Een verzekerde die tevens ingezetene is van de gemeente kan zich bij het college melden voor deelname aan het experiment. Een verzekerde kan slechts deelnemen aan het experiment zolang de verzekerde ten minste twee van de volgende rechten of aanspraken heeft: a. een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg; b. een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; c. een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet; of d. een Zvw-pgb. 2. De aanspraken van de deelnemer op grond van het experiment treden gedurende de periode van het experiment in de plaats van zijn rechten en aanspraken, bedoeld in het eerste lid, over die periode. Onverminderd het derde en vierde lid en de artikelen 6, tweede en vierde lid, 7, zesde lid, en 10, zijn de artikelen van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Zorgverzekeringswet gedurende het experiment niet van toepassing op de betrokken diensten die de deelnemer uit het integraal budget bekostigt. 3. Het bepaalde bij en krachtens de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Zorgverzekeringswet blijft van toepassing op de vaststelling van een gewijzigde behoefte van de deelnemer aan jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderscheidenlijk zorg als bedoeld in artikel 13a van de Zorgverzekeringswet. De aanpassing van het bedrag van een deelbudget, geschiedt op de wijze waarop het bedrag van een aanspraak of recht als bedoeld in het eerste lid wordt herzien op grond van de in dat lid genoemde wetten. 4. Het bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet bepaalde over de kwaliteit van de door de deelnemers betrokken diensten, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b, onderscheidenlijk c, alsmede over het toezicht op die kwaliteit, blijft van toepassing op vorenbedoelde met het integraal budget bekostigde diensten, met dien verstande dat de artikelen 4.1.2 en 4.1.3 van de Jeugdwet buiten toepassing blijven. 5. Het college treedt met de verzekerde die zich heeft gemeld voor deelname aan het experiment in overleg over de toegang tot het experiment. Indien de verzekerde in aanmerking komt voor deelname aan het experiment treedt het college in overleg met de verzekerde over het opstellen van een integraal pgb-plan en een ondersteuningsplan. 6. Bij ministeriële regeling wordt per gemeente het aantal deelnemers bepaald dat ten hoogste aan het experiment kan deelnemen. Deze aantallen bedragen tezamen niet meer dan 500. De gemeente kan een lager maximumaantal vaststellen. Een lager maximum wordt bekend gemaakt in het gemeenteblad. 7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop zorgkantoren, zorgverzekeraars en gemeenten samenwerken om de met het experiment beoogde doelen te bereiken en de voorwaarden waaronder een verzekerde kan deelnemen aan het experiment. Deze voorwaarden kunnen per gemeente verschillen. 8. Indien de deelname van een verzekerde aan het experiment wordt beëindigd, draagt het college zo nodig zorg voor een zorgvuldige begeleiding van de betrokkene ten behoeve van het verkrijgen van zorg, ondersteuning of jeugdhulp op grond van de in artikel 3, eerste lid, genoemde wetten.

Artikel 4

Betrokkenheid zorgkantoor en zorgverzekeraar.

  1. Een deelbudget voor een aanspraak of recht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a of d, wordt uitsluitend toegevoegd aan het integraal budget als het zorgkantoor, onderscheidenlijk de zorgverzekeraar, van de deelnemer hier schriftelijk mee heeft ingestemd. 2. Indien de verzekerde onder meer aanspraak heeft op een deelbudget voor een aanspraak of recht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a of d, of een zodanig deelbudget onderdeel uitmaakt van het integraal budget dan wel de verzekerde aangeeft daar behoefte aan te hebben, neemt ook het zorgkantoor, onderscheidenlijk de zorgverzekeraar, van de verzekerde deel aan de overleggen, bedoeld in de artikelen 3, vijfde lid, en 5, eerste lid. 3. Het zorgkantoor of de zorgverzekeraar van de deelnemer dat, onderscheidenlijk die, zich overeenkomstig het eerste lid schriftelijk bereid heeft verklaard tot het beschikbaar stellen van een deelbudget, verleent het college de medewerking die redelijkerwijs kan worden verlangd voor de uitvoering van het experiment ten aanzien van de betrokken deelnemer.

Artikel 5

Ondersteuningsplan.

  1. Het college stelt voor een deelnemer een ondersteuningsplan vast waarin wordt bepaald aan welke diensten het integraal budget kan worden besteed. Het ondersteuningsplan is afgestemd op de situatie van de deelnemer en diens behoefte aan diensten. Het college kan het ondersteuningsplan wijzigen naar aanleiding van een wijziging in het integraal budget of op verzoek van de deelnemer. Het college voert hierover overleg met de deelnemer. 2. Alvorens een ondersteuningsplan wordt vastgesteld, biedt het college de deelnemer gelegenheid om een integraal pgb-plan in te dienen waarin hij aangeeft aan welke diensten hij behoefte heeft en wat de voorgenomen besteding is van het budget. Het college houdt bij het opstellen van het ondersteuningsplan rekening met het integraal pgb-plan en stelt ten behoeve van de totstandkoming van deze plannen cliëntondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 beschikbaar. 3. Het ondersteuningsplan kan ten behoeve van het integraal pakket, bedoeld in artikel 10.1.2, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, de volgende diensten bevatten: a. zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, b, f of g, van de Wet langdurige zorg; b. diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening van het college als bedoeld in dat artikel kunnen behoren; c. jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet die kan behoren tot een individuele voorziening van het college als bedoeld in artikel 8.1.1 van die wet; en d. zorg als bedoeld in artikel 13a van de Zorgverzekeringswet. 4. Bij het opstellen van het ondersteuningsplan wordt rekening gehouden met de gezamenlijke vraag naar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT