Besluit toekomst pensioenen
Besluit van 22 juni 2023 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere besluiten in verband met de Wet toekomst pensioenen (Besluit toekomst pensioenen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 24 februari 2023, nr. 2023-0000103692; gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën; Gelet op de artikelen 2a, 10a, 10b, 10c, 10d, 10e, 21, 38, 39, 40, 43, 44a, 46, 46a, 47b, 48, 48b, 48c, 51, 52, 52a, 52b, 61a, 63a, 63b, 71, 102a, 131, 135, 145, 147, 150c, 150d, 150e, zesde lid, 150g, 150h, 150i, 150j, 150l, 150m, 150n, 150oa, 150p, 151, 176, 179 en 220e, van de Pensioenwet, de artikelen 2a, 28a, 28b, 28c, 28d, 28e, 48, 49, 50, 51, 54, 55a, 57, 57a, 58b, 59, 59b, 59c, 62, 63, 63a, 63b, 73a, 75a, 75b, 82, 109a, 126, 130, 140, 142, 145b, 145c, 145d, zesde lid, 145f, 145g, 145h, 145k, 145l, 145m, 145na, 145o, 146, 171 en 214d, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; artikel 13 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de artikelen 3.18, 3.127, 5.16b en 10a.26 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de artikelen 18a, 18g en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 april 2023, No. W12.23.00045/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 19 juni 2023 ,nr. 2023-000032771, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën; Hebben goedgevonden en verstaan:
BESLUIT UITVOERING PENSIOENWET EN WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING.
Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd: AIn artikel 1 worden in alfabetische volgorde twee definities ingevoegd, luidende:– geschilleninstantie:
de geschilleninstantie, bedoeld in artikel 48c van de Pensioenwet en artikel 59c van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; – scenario-analyse:
een scenario-analyse waarbij gebruik wordt gemaakt van de uniforme set met 10.000 economische scenario’s, bedoeld in artikel 23b van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen;. BIn hoofdstuk 1 wordt na artikel 1a een artikel ingevoegd, luidende:
b. Intrekken samenlevingsverklaring.
Indien een samenlevingsverklaring als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, of derde lid, onderdeel b, van de Pensioenwet dan wel artikel 2a, tweede lid, of derde lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt ingetrokken, informeert de uitvoerder de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde, partner of gewezen partner die de samenlevingsverklaring heeft ondertekend hierover. CNa artikel 1b wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 10a tot en met 10e en 63a van de Pensioenwet en de artikelen 28a tot en met 28e en 75a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
c. Solidaire premieovereenkomst of solidaire premieregeling.
1. De uitvoerder berekent met een scenario-analyse de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt gehaald, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 28a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. 2. De uitvoerder legt vast of bescherming voor het renterisico in de solidaire premieovereenkomst dan wel solidaire premieregeling gebeurt door middel van beschermingsrendement gekoppeld aan: a. de rentetermijnstructuur, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen; of b. een directe beschermingsportefeuille voor renterisico. 3. Bij de keuze voor koppeling aan de rentetermijnstructuur: a. onderbouwt de uitvoerder kwantitatief op basis van een stochastische ALM-analyse de maximaal gewenste mate van afwijking tussen het feitelijke beleggingsrisico en renterisico dat alle leeftijdscohorten lopen en de toedelingsregels door: 1°. de situatie met en zonder deling renterisico te vergelijken door middel van een stochastische analyse op basis van het vastgestelde strategische beleggingsbeleid; en 2°. per leeftijdscohort een begrenzing te bepalen voor de toegestane afwijking tussen de feitelijke toedeling van rendementen op basis van de collectieve beleggingsportefeuille en de toedelingsregels; en b. maakt de uitvoerder de daadwerkelijke deling van renterisico per leeftijdscohort inzichtelijk en neemt maatregelen als deze de eigen begrenzing overschrijdt. 4. Bij de keuze voor koppeling aan een directe beschermingsportefeuille: a. onderbouwt de uitvoerder in het kader van de vaststelling van het strategische beleggingsbeleid de mate van de renteafdekking op basis van die portefeuille kwantitatief met een stochastische ALM-analyse; b. legt de uitvoerder ex ante vast wat wordt verstaan onder nominaal renterisico waarbij de gehanteerde rentemaatstaf geen kredietrisico bevat; en c. onderbouwt de uitvoerder per beleggingscategorie kwantitatief in welke mate de categorie bijdraagt aan de bescherming van het nominale renterisico per leeftijdscohort. 5. Indien een uitvoerder bij koppeling aan een directe beschermingsportefeuille reële bescherming wil bieden door ook voor inflatie gerelateerde instrumenten te kiezen in de directe portefeuille, is het vierde lid van overeenkomstige toepassing. 6. De uitvoerder toetst jaarlijks of het derde of vierde lid de gewenste mate van bescherming tegen renterisico per leeftijdscohort biedt en neemt maatregelen als dat niet het geval is.
d. Herverdelingseffecten.
1. In de artikelen 10a, vijfde lid, 10b, vierde lid, en 63a, vierde lid, van de Pensioenwet, dan wel de artikelen 28a, vijfde lid, 28b, vierde lid, en 75a, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is bepaald dat er op voorhand geen herverdelingseffecten plaatsvinden. Hieronder wordt verstaan dat het niet is toegestaan om het risico van een belegging toe te delen aan een deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde en de bijbehorende risicobeloning van deze belegging toe te delen aan een andere deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde. De toedeling van het risico en de bijbehorende risicobeloning is consistent met prijzen, zoals geobserveerd op financiële markten. 2. Indien van toepassing onderbouwt de uitvoerder kwantitatief dat herverdelingseffecten plaatsvinden voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van ingegane uitkeringen en van de opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen van pensioengerechtigden te realiseren en daarbij alleen herverdelingseffecten optreden tussen pensioengerechtigden onderling als bedoeld in de artikelen 10a, vijfde lid, en 10b, vierde lid, van de Pensioenwet, dan wel de artikelen 28a, vijfde lid, en 28b, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
e. Opheffing leenrestrictie.
1. Een uitvoerder die voor bepaalde leeftijdscohorten de leenrestrictie opheft en deze daarmee effectief blootstelt aan meer dan 100% beleggingsrisico, voor zover dit passend is bij de risicohouding van deze cohorten, onderbouwt waarom dit in het belang van de deelnemers is. 2. Onder blootstelling aan meer dan 100% beleggingsrisico wordt verstaan: de effectieve blootstelling aan meer dan 100% zakelijke waardenrisico als bedoeld in artikel 13, achtste lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Effectieve blootstelling houdt in dat wordt getoetst aan hoeveel beleggingsrisico’s deelnemers worden blootgesteld, inclusief toepassing van toedeelregels. 3. De uitvoerder legt regels vast waarin wordt beschreven op welke wijze negatieve pensioenvermogens of kapitalen worden voorkomen waarbij verdeelregels worden vastgesteld voor de verschillende bronnen. 4. Voor de onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, en de regels, bedoeld in het derde lid, maakt de uitvoerder gebruik van een stochastische ALM-analyse. 5. De uitvoerder draagt er zorg voor dat de pensioenvermogens of kapitalen niet negatief zijn op 31 december van ieder jaar en bij beëindiging van de verwerving door de deelnemer op een ander tijdstip dan 31 december.
f. Flexibele premieovereenkomst of flexibele premieregeling.
1. De uitvoerder legt de toedelingskring vast en informeert de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde hierover voorafgaand aan zijn toetreding tot de toedelingskring. 2. De uitvoerder legt de vormgeving van het toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico vast en onderbouwt dat daarbij op voorhand geen sprake is van herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen. 3. Bij een fonds gelden voor de omzetting van het kapitaal voortvloeiend uit de premies in een vastgestelde uitkering op de pensioendatum de volgende voorwaarden: a. de omzetting vindt plaats op basis van een dekkingsgraadneutraal tarief; b. voor de vaststelling van het tarief hanteert het fonds de risicovrije rente voor fondsen; en c. er wordt rekening gehouden met tariefgrondslagen passend bij de groep deelnemers of gewezen deelnemers.
g. Premie-uitkeringsovereenkomst of premie-uitkeringsregeling.
De verzekeraar of premiepensioeninstelling informeert de deelnemer of gewezen deelnemer over de mogelijkheid te kiezen voor een vastgestelde uitkering in ieder geval voorafgaand aan het moment dat de deelnemer of gewezen deelnemer voor het eerst deze keuze kan maken.
h. Solidariteitsreserve en risicodelingsreserve.
1. De uitvoerder heeft een solidariteitsreserve of, indien van toepassing, risicodelingsreserve voor iedere afzonderlijke pensioenregeling of kan, indien...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT