Besluit van 11 april 2024 tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in verband met het toevoegen van informatie over zeer zorgwekkende stoffen aan de omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van afvalstoffen en tot wijziging van twee andere besluiten
Besluit van 11 april 2024 tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in verband met het toevoegen van informatie over zeer zorgwekkende stoffen aan de omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van afvalstoffen en tot wijziging van twee andere besluiten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 30 juni 2023, nr. IENW/BSK-2023/160071, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Gelet op de artikelen 10.41, eerste lid, en 11a.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 oktober 2023, nr. W17.23.00160/IV); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 8 april 2024, nr. IenW/BSK-2023/386174, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd: AIn artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: k. zeer zorgwekkende stof:
zeer zorgwekkende stof als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;BArtikel 10, tweede lid, komt te luiden:2. Degene die een omschrijving als bedoeld in artikel 10.39, eerste lid, onder a, van de wet verstrekt, vermeldt daarbij ten minste: a. de van toepassing zijnde code van de afvalstoffenlijst; b. de benaming van de zeer zorgwekkende stoffen: 1°. zoals opgenomen in een voor hem geldende omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet; 2°. zoals opgenomen in de informatie die hij op grond van artikel 5.23 van het Besluit activiteiten leefomgeving heeft verstrekt over de emissies van die stoffen in de lucht of het water; of 3°. die vermeld staan in de omschrijving die hem op grond van artikel 10.39, eerste lid, onder a, van de wet is verstrekt toen hij de afvalstof in ontvangst nam.
In bijlage I, deel A, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt in de begripsomschrijving van «milieuverklaring bodemkwaliteit» «artikel 1.1» vervangen door «artikel 1».
In artikel 1, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: milieuverklaring bodemkwaliteit:
overeenkomstig dit besluit afgegeven schriftelijke verklaring over de kwaliteit van een partij bouwstof, grond, baggerspecie, mijnsteen, vermengde mijnsteen of de bodem en die bedoeld is om, behoudens bewijs van onjuistheid of onvolledigheid, als wettig bewijsmiddel te dienen dat aan de toepasselijke kwaliteitseisen is voldaan;
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 11 april 2024Willem-AlexanderDe Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Uitgegeven de dertigste april 2024 De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
NOTA VAN TOELICHTING
-
Inleiding
Een bedrijf dat zich van een afvalstof ontdoet (de «ontdoener») dient op grond van artikel 10.39, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) aan de ontvanger een «omschrijving» te verstrekken over de «aard, eigenschappen en samenstelling» van de afvalstof. Deze verplichting is nader uitgewerkt in artikel 10 van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: het Besluit melden). Degene aan wie de afvalstoffen worden aangeboden, moet op basis van de verstrekte omschrijving kunnen beoordelen of hij bevoegd is die afvalstoffen in ontvangst te nemen.
Het uitgangspunt van artikel 10.39 van de Wm is dat de afvalverwerker alle relevante informatie moet krijgen om te bepalen welke risico’s de afvalstof kan hebben voor de menselijke gezondheid en het milieu en welke maatregelen nodig zijn om nadelige gevolgen voor mens en milieu te voorkomen. Risico’s van afvalstoffen zijn met name verbonden aan stoffen in het afval die hetzij acuut gevaar opleveren (brand, explosie, acute vergiftiging, etc.) hetzij op termijn schadelijk zijn voor het milieu of de menselijke gezondheid. In die laatste categorie zijn het vooral de zogeheten zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) die de samenleving zorg baren. Het gaat hier bijvoorbeeld om stoffen die kankerverwekkend zijn, schadelijk zijn voor de voortplanting of het zenuwstelsel aantasten.
In de afgelopen jaren zijn enkele gevallen aan het licht getreden waarin bleek dat de maatregelen die in het afvalbeheer getroffen worden om te voorkomen dat schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen niet altijd toereikend zijn. Met name werd dit duidelijk door rapporten van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het RIVM die in 2019 verschenen over het terechtkomen van ZZS in het milieu vanuit afvalstromen van een chemiebedrijf.1 Deze casus heeft ook aandacht gekregen van de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur.2 De milieuverontreiniging had voorkomen kunnen worden als informatie die in de productiefase bekend was over aanwezigheid van de betreffende ZZS de afvalverwerkers bereikt had. Om dit beter te borgen, wordt artikel 10 van het Besluit melden aangevuld met een specifieke informatieverplichting over ZZS. Deze aanvulling is nodig om het informatietekort over ZZS en andere schadelijke stoffen in afval aan te pakken. Dit proces moet er uiteindelijk toe leiden dat afvalbedrijven steeds voldoende kennis over de aanwezigheid van schadelijke stoffen in afvalstoffen aangeleverd krijgen om te voorkomen dat deze stoffen in het milieu terecht komen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een onjuistheid en een omissie te herstellen, te weten in het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bodemkwaliteit, die zijn opgetreden bij inwerkingtreding van het stelsel van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Het betreft herstel van een verkeerde verwijzing, onderscheidenlijk het terugplaatsen van een ten onrechte weggevallen begripsbepaling. Deze wijzigingen worden in de artikelsgewijze toelichting bij artikel II, onderscheidenlijk III, toegelicht.
-
Bestaande risicobeheersing voor schadelijke stoffen in het afvalbeheer
Het beleid om de verspreiding van schadelijke stoffen in het leefmilieu door toedoen van de mens tegen te gaan richt zich in de eerste plaats op het zoveel mogelijk beperken van het gebruik van dergelijke stoffen (met name de ZZS) en in de tweede plaats op het veilig omgaan met deze stoffen waar ze toch aanwezig zijn. Het gaat daarbij zowel om het gebruik van de stoffen en producten waarin ze zitten (de stoffen leveren een bepaalde gewenste functionaliteit) als om het verwerken van afval waarin ze aanwezig zijn.
De afvalsector is ingesteld op het beheersen van de risico’s van afval zonder precies te weten welke schadelijke stoffen erin zitten. Bij veel afvalstromen is dat namelijk niet duidelijk. Vaak zijn afvalstromen een mengsel van een groot aantal afgedankte producten die niet afzonderlijk te identificeren zijn, zodat ook de aanwezige schadelijke stoffen niet bekend zijn. Ook als afvalstoffen in een afvalstroom wel bekend zijn, geldt dat nog niet voor de aanwezige schadelijke stoffen. Ten eerste is er slechts een beperkte wettelijke verplichting om stoffen in producten te documenteren. De naleving van deze verplichting is soms lastig en bovendien niet goed te controleren, gegeven het grote aantal verschillende producten en de omvang van de handel. Ten tweede kan de samenstelling van een product in de loop van de tijd veranderen zonder dat dit zichtbaar is, doordat producenten overschakelen op andere grondstoffen of onderdelen, wat verschil kan maken voor de aanwezigheid van schadelijke stoffen. Ten derde is de benodigde kennis om met afvalbedrijven te communiceren over schadelijke stoffen slechts in enkele sectoren aanwezig, met name in de chemie en in enige mate in de bouw en een deel van de maakindustrie. In tal van sectoren is niet te verwachten dat documentatie over schadelijke stoffen in producten aandacht krijgt en bewaard wordt.
Vanwege de onduidelijkheid over schadelijke stoffen in afval moeten afvalverwerkers maatregelen treffen waarmee de risico’s van allerlei mogelijk aanwezige stoffen beheerst worden. Sinds de begintijd van de afvalverwerking zijn deze maatregelen ontwikkeld. Het gaat bijvoorbeeld om afgedekte opslag, vloeistofdichte vloeren, luchtbeheersingstechnieken, beschermende kleding, verbranding op voldoende hoge temperatuur om schadelijke stoffen af te breken, rookgasreiniging en zuivering van afvalwater. In vergunningen voor afvalverwerking worden deze maatregelen binnen het kader van wet- en regelgeving vastgelegd.
De benodigde maatregelen worden in belangrijke mate bepaald door het soort activiteit waaruit het afval is voortgekomen (de herkomst) en het soort materiaal waaruit het bestaat (metaal, kunststof, olie, gemengd materiaal, etc.). Op grond van deze gegevens moet aan elke afvalstroom een code toegekend worden volgens de Regeling Europese afvalstoffenlijst, de zogeheten Euralcode. De afvalverwerker kan aan de ontdoener (zijn klant) nog meer gegevens vragen, die ook opgenomen kunnen worden in een contract tussen beide partijen. Dit kan ook de aanwezigheid betreffen van bepaalde schadelijke stoffen, zoals ZZS.
Behalve op een gegeven locatie waar afval wordt verwerkt, kunnen schadelijke stoffen ook risico’s opleveren als materiaal de locatie verlaat voor een nieuwe toepassing (als gerecycled materiaal bijvoorbeeld). Reeds onderkende risico’s worden ondervangen in de sectorplannen van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP), die voorschriften...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT