Besluit van 11 mei 2020 tot wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met de overheveling van de integreerbare delen van de integratie-uitkering Sociaal domein naar de algemene uitkering van het gemeentefonds
Besluit van 11 mei 2020 tot wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met de overheveling van de integreerbare delen van de integratie-uitkering Sociaal domein naar de algemene uitkering van het gemeentefonds
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 maart 2020, nr. 2020-0000169036, mede namens de Staatssecretaris van Financiën; Gelet op artikel 8, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 april 2020, nr. W04.20.0098/I);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 april 2020, nr. 2020-0000201176, mede namens de Staatssecretaris van Financiën; Hebben goedgevonden en verstaan:
Bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001 wordt als volgt gewijzigd:AMaatstaf 3a komt te luiden:
3a. Maatstaf éénouderhuishoudens met 2 of meer kinderen
Het aantal particuliere huishoudens in een gemeente bestaande uit één ouder met 2 of meer thuiswonende kinderen.
CBS BNa maatstaf 3a worden vier maatstaven ingevoegd, luidende:
3b. Maatstaf éénpersoonshuishoudens
Het aantal particuliere huishoudens in een gemeente bestaande uit één persoon.
CBS
3c. Maatstaf éénpersoonshuishoudens 65 t/m 74 jaar
Het aantal particuliere huishoudens in een gemeente bestaande uit één persoon in de leeftijd 65 t/m 74 jaar.
CBS
3d. Maatstaf éénpersoonshuishoudens 75 t/m 84 jaar
Het aantal particuliere huishoudens in een gemeente bestaande uit één persoon in de leeftijd 75 t/m 84 jaar.
CBS
3e. Maatstaf éénpersoonshuishoudens 85 jaar en ouder
Het aantal particuliere huishoudens in een gemeente bestaande uit één persoon in de leeftijd 85 jaar en ouder.
CBS CMaatstaf 4 komt te luiden:
Maatstaf jongeren
Het aantal inwoners van een gemeente dat jonger is dan 18 jaar.
CBS DMaatstaf 4a vervalt.EMaatstaf 5 komt te luiden:
Maatstaf inwoners jonger dan 65 jaar
Het aantal inwoners van een gemeente dat jonger is dan 65 jaar.
CBS FMaatstaf 5a komt te luiden:
5a. Maatstaf inwoners 65 jaar en ouder
Het aantal inwoners van een gemeente in de leeftijd 65 jaar en ouder.
CBS GNa maatstaf 5a worden drie maatstaven ingevoegd, luidende:
5b. Maatstaf inwoners 65 t/m 74 jaar
Het aantal inwoners van een gemeente in de leeftijd 65 t/m 74 jaar.
CBS
5c. Maatstaf inwoners 75 t/m 84 jaar
Het aantal inwoners van een gemeente in de leeftijd
75 t/m 84 jaar.
CBS
5d. Maatstaf inwoners 85 jaar en ouder
Het aantal inwoners van een gemeente in de leeftijd 85 jaar en ouder.
CBS HMaatstaf 7 komt te luiden:
-
Maatstaf huishoudens met een laag inkomen
Het aantal huishoudens in de gemeente met een inkomen hoger dan inkomensgrens a en niet hoger dan inkomensgrens b. Inkomensgrens a wordt zodanig bepaald dat juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.
CBS
Inkomensstatistiek: stand 31 december 2014, voor het aantal huishoudens geïndexeerd naar het uitkeringsjaar IMaatstaf 7a komt te luiden:
7a. Maatstaf huishoudens met een laag inkomen met drempel
Het aantal huishoudens in de gemeente volgens maatstaf 7, voor zover dit aantal méér is dan 10% van het aantal woonruimten in de gemeente.
CBS
Zie maatstaf 7JNa maatstaf 7b worden vier maatstaven ingevoegd, luidende:
7c. Maatstaf huishoudens met een laag inkomen 65 t/m 74 jaar
Het aantal particuliere huishoudens van een gemeente bestaande uit één of meer personen in de leeftijd van 65 tot en met 74 jaar, waarvan het inkomen hoger is dan inkomensgrens a en niet hoger is dan inkomensgrens b. Inkomensgrens a wordt zodanig bepaald dat juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.
CBS
Zie maatstaf 7
7d. Maatstaf huishoudens met een laag inkomen 75 t/m 84 jaar
Het aantal particuliere huishoudens van een gemeente bestaande uit één of meer personen in de leeftijd van 75 tot en met 84 jaar, waarvan het inkomen hoger is dan inkomensgrens a en niet hoger is dan inkomensgrens b. Inkomensgrens a wordt zodanig bepaald dat juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.
CBS
Zie maatstaf 7
7e. Maatstaf huishoudens met een laag inkomen 85 jaar en ouder
Het aantal particuliere huishoudens van een gemeente bestaande uit één of meer personen in de leeftijd van 85 jaar en ouder, waarvan het inkomen hoger is dan inkomensgrens a en niet hoger is dan inkomensgrens b. Inkomensgrens a wordt zodanig bepaald dat juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.
CBS
Zie maatstaf 7
7f. Maatstaf jongeren in gezinnen met armoederisico
Het aandeel minderjarige kinderen in huishoudens waarvan het inkomen maximaal 120% van het sociaal minimum bedraagt in procenten van het totaalaantal huishoudens met minderjarige kinderen met inkomen, vermenigvuldigd met het aantal inwoners jonger dan 18 jaar.
CBS
Zie maatstaf 7KMaatstaf 8a komt te luiden:
8a. Maatstaf loonkostensubsidie
Het aantal verstrekte loonkostensubsidies door een gemeente op grond van de Participatiewet aan inwoners van die gemeente die niet ook bijstand als bedoeld in maatstaf 8 ontvangen.
CBS
31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaarLNa maatstaf 8a worden elf maatstaven ingevoegd, luidende:
8b. Maatstaf bijstandshuishoudens met minderjarige kinderen
Het driejarig gemiddelde van het aantal particuliere huishoudens met minderjarige kinderen in een gemeente – voor zover alle personen die deel uitmaken van het huishouden thuiswonend en beneden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet zijn – dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van:
-
de Wet werk en bijstand (tot 2015);
-
de Participatiewet (vanaf 2015);
-
het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
CBS
31 december van elk van de drie jaren voorafgaand aan het uitkeringsjaar
8c. Maatstaf éénouderhuishoudens die bijstand ontvangen
Het driejarig gemiddelde van het aantal particuliere huishoudens in een gemeente bestaande uit één ouder met een of meer...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT