Besluit van 13 juni 2017, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken

Besluit van 13 juni 2017, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 7 maart 2017, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2051268; Gelet op de artikelen 151a, tweede, derde, zesde, achtste en elfde lid, 151b, eerste en vijfde lid, 151d, eerste, tweede en vijfde lid, 151da, eerste en vierde lid, 195a, tweede, vijfde en zesde lid, 195b, eerste lid, 195d, eerste en vijfde lid, 195f, eerste, tweede en vijfde lid, en 195g, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 2, vierde, zesde en zevende lid, en 5, derde lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en artikel 79, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering BES; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 mei 2017, nr. W03.17.0073/II); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juni 2017, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2078138; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL 1

Het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel e wordt «voorzover» vervangen door: voor zover. 2. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met j tot i tot en met k wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt: h. derde:

een andere persoon dan een verdachte als bedoeld in artikel 27, eerste of tweede lid, van de wet, een gewezen verdachte, een veroordeelde of een persoon als bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder g;. 3. Onderdeel i (nieuw) komt te luiden: i. onbekende verdachte:

een persoon van wie celmateriaal is aangetroffen op de plaats van een strafbaar feit, op of in het slachtoffer van een strafbaar feit of op een andere derde of een voorwerp dat in verband met dat strafbare feit staat en van wie vermoed wordt dat hij de verdachte, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, van dat strafbare feit is of kan zijn;. B In artikel 1b wordt in onderdeel c de punt vervangen door een puntkomma en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, dat luidt: d. de haarkleur. C Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt «Degene die» vervangen door: De verdachte, de persoon, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder g, of de derde die. 2. In het vierde lid wordt «van iedere wang twee monsters» vervangen door: van een wang een of meer monsters. D De artikelen 4 en 5 komen te luiden:

Artikel 4
  1. Bij het afnemen van wangslijmvlies, bloed of haarwortels van een persoon als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 is een opsporingsambtenaar dan wel een persoon als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder k, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder i, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, voor zover het afnemen van het celmateriaal plaatsvindt bij een veroordeelde en hij in een inrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder d, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen verblijft of vanuit de inrichting vrijheden geniet, aanwezig die: a. daarvan proces-verbaal opmaakt dat of een verklaring die: 1°. hij voorziet van een sporenidentificatienummer en de naam, de geboortedatum en -plaats en het geboorteland van de persoon van wie het celmateriaal is afgenomen of, indien deze gegevens onbekend zijn, andere gegevens waarmee de identiteit van deze persoon kan worden vastgesteld, en 2°. waarin hij, indien het een veroordeelde betreft, vermeldt of de veroordeelde al dan niet op grond van artikel 3, derde lid, bezwaar heeft gemaakt tegen het afnemen van celmateriaal door een ander persoon dan een arts of een verpleegkundige. b. de verpakking waarin het van de persoon afgenomen celmateriaal is gebracht, van een sporenidentificatienummer voorziet dat gelijk is aan het een sporenidentificatienummer, bedoeld onder a, onderdeel 1°, en c. ervoor zorgt dat de verpakking met het celmateriaal, bedoeld onder b, die hij van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting heeft voorzien, zo spoedig mogelijk bij het laboratorium dat het DNA-onderzoek verricht, wordt bezorgd. 2. De opsporingsambtenaar die het proces-verbaal opmaakt, of de persoon, bedoeld in het eerste lid, die de verklaring opmaakt, is een ander persoon dan de persoon die ingevolge artikel 2, zevende lid, tweede volzin, of artikel 3, tweede of derde lid, wangslijmvlies of haarwortels afneemt. 3. Indien het celmateriaal op een andere wijze van een persoon als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 is verkregen dan de op de in die artikelen voorziene wijze, of indien het celmateriaal van een derde betreft die overleden of vermist is als gevolg van een misdrijf, verricht de opsporingsambtenaar de handelingen, bedoeld in het eerste lid, onder b en c. Indien het in de vorige zin bedoelde celmateriaal van een veroordeelde is, verricht de functionaris, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder g, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder h, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de handelingen, bedoeld in het eerste lid, onder b en c.

Artikel 5
  1. De opsporingsambtenaar voorziet de verpakking met daarin het celmateriaal van een onbekende verdachte van een sporenidentificatienummer en van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting. Hij verricht die handelingen zo spoedig mogelijk na het veiligstellen van het celmateriaal of het in beslag nemen van het voorwerp waarop mogelijkerwijs het celmateriaal zich bevindt. 2. De opsporingsambtenaar voorziet het proces-verbaal van het veiligstellen van het celmateriaal of het in beslag nemen van het voorwerp, bedoeld in het eerste lid, van een sporenidentificatienummer dat gelijk is aan het sporenidentificatienummer, bedoeld in het eerste lid. 3. De opsporingsambtenaar zorgt ervoor dat de verpakking met daarin het celmateriaal, bedoeld in het eerste lid, die hij van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting heeft voorzien, na een opdracht van de officier van justitie, de hulpofficier van justitie onderscheidenlijk de rechter-commissaris tot het daaraan verrichten van DNA-onderzoek, zo spoedig mogelijk bij het laboratorium dat het DNA-onderzoek verricht, wordt bezorgd. 4. In dit artikel wordt onder opsporingsambtenaar tevens verstaan de opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, die werkzaam is bij de bijzondere opsporingsdienst, bedoeld in artikel 2, onder a, van die wet. E Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Het laboratorium waaraan de deskundige is verbonden die het DNA-onderzoek verricht, verstrekt ten aanzien van het celmateriaal waarmee dat onderzoek wordt verricht, terstond na ontvangst van dat celmateriaal aan het instituut de volgende gegevens die het instituut in een centraal bestand vastlegt: a. het sporenidentificatienummer, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, en b, en 5, eerste en tweede lid, alsmede het proces-verbaalnummer van de strafzaak waarin het celmateriaal is afgenomen en het parketnummer, b. een aanduiding van het misdrijf in verband waarmee het DNA-onderzoek wordt verricht, de maximale gevangenisstraf die op dat misdrijf is gesteld en andere gegevens die van belang zijn in verband met het tijdstip waarop het celmateriaal en het bijbehorende DNA-profiel dienen te worden vernietigd, c. de naam van de officier van justitie, de hulpofficier van justitie onderscheidenlijk rechter-commissaris die de opdracht tot het verrichten van het DNA-onderzoek heeft gegeven, d. de naam van het laboratorium waaraan de deskundige is verbonden die het DNA-onderzoek verricht en de datum waarop het laboratorium het celmateriaal heeft ontvangen, en e. indien het celmateriaal van een verdachte, een veroordeelde, een persoon als bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder g, of een derde betreft, de naam, de geboortedatum en -plaats en het geboorteland van deze persoon of, indien deze gegevens onbekend zijn, andere gegevens waarmee zijn identiteit kan worden vastgesteld, en indien het celmateriaal van een verdachte of veroordeelde betreft, het aan hem toegekende strafrechtsketennummer. 2. Het tweede lid vervalt. 3. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid wordt in het tweede lid (nieuw) «voorzover» vervangen door: voor zover. 4. In het derde lid (nieuw) wordt «het centrale register» vervangen door: het centrale bestand. 5. In het vierde lid (nieuw) wordt «het beheer van het centrale register» vervangen door: het beheer over het centrale bestand. F Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 6

a.

  1. Indien het DNA-onderzoek zal worden verricht in een ander laboratorium dan het laboratorium dat het celmateriaal heeft ontvangen, zorgt het ontvangende laboratorium ervoor dat dat celmateriaal zo spoedig mogelijk in een verpakking dat voorzien is van het sporenidentificatienummer, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, en van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting, wordt bezorgd bij het laboratorium dat het DNA-onderzoek zal verrichten. 2. Op het ontvangende laboratorium, bedoeld in het eerste lid, is artikel 6, eerste lid, onder d, van overeenkomstige toepassing. Op het laboratorium dat het DNA-onderzoek zal verrichten, is artikel 6, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. G Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT