Besluit van 15 april 2019 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de informatieplicht voor energiebesparende maatregelen

Besluit van 15 april 2019 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de informatieplicht voor energiebesparende maatregelen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 3 januari 2019, nr. WJZ / 18307183; Gelet op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 februari 2019 nr. W18.19.0003/IV) Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 11 april 2019, nr. WJZ / 19080850; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

AIn artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden in de alfabetische rangschikking de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd: meerjarenafspraak energie-efficiëntie:

De op 1 juli 2008 tot stand gekomen meerjarenafspraak energie-efficiëntie (Stcrt. 2018, 50932); richtlijn energie-efficiëntie:

Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PbEU 2012, L 315); BArtikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer komt te luiden:1. Degene die de inrichting drijft neemt alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. 2. Degene die de inrichting drijft rapporteert uiterlijk op 1 juli 2019 en daarna eenmaal per vier jaar aan het bevoegd gezag welke energiebesparende maatregelen zijn getroffen. 3. Indien andere maatregelen zijn uitgevoerd dan de maatregelen die bij ministeriële regeling zijn aangewezen, voor zover deze op de inrichting van toepassing zijn, worden deze maatregelen in de rapportage omschreven. 4. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift een gefaseerde uitvoering van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, toestaan waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfseconomische omstandigheden van de inrichting. Hierbij stelt het bevoegd gezag per maatregel een redelijke termijn vast waarbinnen die maatregel moet zijn uitgevoerd. 5. Indien aannemelijk is dat niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan het bevoegd gezag degene die de inrichting drijft waarvan het energieverbruik in enig kalenderjaar groter is dan 200.000 kilowatt uur aan elektriciteit of groter is dan 75.000 kubieke meter aardgasequivalenten aan brandstoffen, verplichten om binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn, onderzoek te verrichten of te laten verrichten waaruit blijkt of aan het eerste lid wordt voldaan. 6. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het vijfde lid, blijkt dat niet wordt voldaan aan het eerste lid, neemt degene die de inrichting drijft de in het eerste lid bedoelde maatregelen binnen een door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn. 7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het energiegebruik in de inrichting in enig kalenderjaar kleiner is dan 50.000 kilowatt uur aan elektriciteit en kleiner is dan 25.000 kubieke meter aardgasequivalenten aan brandstoffen. 8. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een inrichting waarop de verboden, bedoeld in artikel 16.5 van de wet, betrekking hebben en op een inrichting als bedoeld in artikel 15.51, eerste lid, van de wet. 9. Het tweede lid is niet van toepassing op degene die de inrichting drijft die is toegetreden tot de meerjarenafspraak energie-efficiëntie. 10. In afwijking van het tweede lid rapporteert degene die een inrichting drijft, die op 1 januari 2019 nog niet was opgericht, voor de eerste maal uiterlijk een jaar na oprichting van de inrichting. 11. In afwijking van het tweede lid rapporteert degene die een inrichting drijft, die onderdeel uitmaakt van een onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming is, als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de richtlijn energie-efficiëntie, voor de eerste maal uiterlijk op 5 december 2019.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot’s-Gravenhage, 15 april 2019Willem-AlexanderDe Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de eerste mei 2019 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Algemeen deel

    1. Doel en aanleiding

      Er is sinds 1993 een energiebesparingsverplichting in wetgeving opgenomen. Op 1 januari 2008 is deze energiebesparingsverplichting in het Activiteitenbesluit milieubeheer (verder: Activiteitenbesluit) opgenomen als de plicht voor inrichtingen om alle energiebesparingsmaatregelen te nemen die zich binnen 5 jaar terugverdienen.

      Aan het Energieakkoord voor duurzame groei1 van 2013 hebben zich ruim veertig organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties en financiële instellingen, verbonden. De Energieakkoord-partijen hebben gezamenlijk een totale energiebesparingsdoelstelling van additioneel 100 Petajoule (PJ) voor 2020 geformuleerd. Bij de totstandkoming van het Energieakkoord in 2013 werden hoge besparingseffecten verwacht van de van de energiebesparingsverplichting in het Activiteitenbesluit. Naar aanleiding van het Energieakkoord zijn daarvoor Erkende Maatregelen Lijsten (verder ook: EML) vastgelegd in bijlage 10 van de Activiteitenregeling, is een onafhankelijk expertisecentrum opgericht, alsmede extra handhaving en een pilot met een Energie Prestatie Keuringssysteem (EPK) gestart. Ook de gemeenten en provincies hebben in het Energieakkoord beloofd om prioriteit aan de handhaving van de energiebesparingsverplichting te geven.

      Uit de Nationale Energieverkenning van 2017 (NEV 2017)2 blijkt dat het totale resultaat voor energiebesparing nog 25 PJ achterblijft op het doel zoals dit gesteld is in het Energieakkoord. Deze 25 PJ extra energiebesparing staat gelijk aan circa 1,5 megaton CO2-reductie. Het grootste deel van dit gat wordt veroorzaakt doordat de energiebesparingsverplichting uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit niet wordt nageleefd. De NEV 2017 schat het aantal PJ energiebesparing in de industrie en dienstensector in 2020 op basis van het huidige artikel 2.15 Activiteitenbesluit op 6,5 PJ. Het PJ potentieel, wanneer 60-90% van de bedrijven en instellingen eind 2020 aan de huidige Wet milieubeheer voldoet, wordt op 16,5 PJ extra geschat.

      Het bevoegd gezag, de provincies en gemeenten, en de door hen gemandateerde Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) en Omgevingsdiensten (OD’s), zijn verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving. Zij geven aan dat het toezicht en de handhaving op de bestaande energiebesparingsverplichting moeilijk is. Ten eerste omdat het overzicht ontbreekt welke bedrijven en instellingen daadwerkelijk maatregelen hebben genomen en ten tweede omdat per inrichting discussie kan ontstaan over de te nemen maatregelen, waardoor het voor het bevoegd gezag lastig is om aannemelijk te maken dat niet aan de verplichting is voldaan. Het berekenen van de terugverdientijd van een maatregel is afhankelijk van veel parameters. Artikel 2.15 biedt op dit moment geen nadere duiding hoe die berekening moet plaatsvinden en welke parameters daarbij gehanteerd worden. Dit zorgt in de praktijk voor sterk uiteenlopende berekeningsmethoden. Dit veroorzaakt een ongelijk speelveld omdat sommige bedrijven en instellingen op basis van berekeningen tot veel meer maatregelen gehouden zijn dan andere bedrijven en instellingen, zonder dat hiervoor een objectieve rechtvaardiging te geven is. Daarnaast wordt de handhaving bemoeilijkt omdat de informatie over de naleving niet vergelijkbaar is.

      Hoewel de hier aan de orde zijnde maatregelen een relatief korte terugverdientijd hebben, lijkt het bedrijfseconomisch vaak toch niet interessant om deze daadwerkelijk te treffen. Kosten voor het energiegebruik zijn vaak een klein onderdeel van de totale proceskosten en een bedrijf geeft vaak de voorkeur aan andere investeringen die vallen binnen het primaire proces van het bedrijf. Deze bedrijfseconomische en maatschappelijke toch kosteneffectieve investering lijkt daarom in eerste instantie niet altijd direct ook een interessante investering. Ook hebben niet alle bedrijven en instellingen het besparingspotentieel en de energiebesparingsverplichting op het netvlies. Door dit gegeven, in combinatie met de hierboven aangeduide moeilijkheden in het toezicht op en de handhaving van de verplichting, blijft de naleving van artikel 2.15 achter. Bedrijven en instellingen worden vaak pas tot energiebesparing aangezet wanneer zij daarover worden geïnformeerd of het bevoegd gezag langskomt.

      In 2017 is ingezet op extra handhaving en toezicht om de doelstellingen uit het Energieakkoord te halen. Er is drie miljoen euro beschikbaar gesteld voor het toezicht op en handhaving van de verplichting door het bevoegd gezag. Dit geld is gebruikt om meer aandacht voor de EML’s te generen en om toezicht uit te voeren. Van november 2016 tot september 2017 zijn zo 1642 bedrijven en instellingen bezocht. Uit deze actie blijkt dat er nog grote verschillen bestaan in de interpretatie door bedrijven of instellingen en het bevoegd gezag over de wijze waarop voldaan wordt aan artikel 2.15. Ook is gebleken dat het toezicht op basis van de huidige informatiepositie van het bevoegd gezag niet efficiënt verloopt. De voorliggende wijziging van het Activiteitenbesluit beoogt deze problemen op te lossen door het invoeren van een informatieverplichting. Deze inzet op het bevorderen van de naleving van de bestaande energiebesparingsplicht stelt het bevoegd gezag in staat om de toezicht en handhaving beter te organiseren en laat bedrijven meer bewust bezig gaan met een reeds bestaande verplichting.

      Deze wijziging kan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT