Besluit van 15 maart 2021 tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met het niet invoeren van de beperkte vermogenstoets, de financiële relatie tussen het Rijk en de gemeenten en enkele andere wijzigingen

Besluit van 15 maart 2021 tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met het niet invoeren van de beperkte vermogenstoets, de financiële relatie tussen het Rijk en de gemeenten en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 februari 2021, nr. 2021-0000027609; Gelet op artikel 78f van de Participatiewet;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 maart 2021, No.W12.21.0037/III);Gezien het nader rapport van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 maart 2021, nr. 2021-0000036834, Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING TIJDELIJKE OVERBRUGGINGSREGELING ZELFSTANDIG ONDERNEMERS

De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 1 wordt de zin «verklaring: verklaring als bedoeld in artikel 2, eerste lid;» vervangen door «verklaring: verklaring als bedoeld in artikel 2;». BOnder vernummering van het eerste en tweede lid tot het tweede en derde lid wordt in artikel 2 een lid ingevoegd, luidende: 1. De aanvrager van algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van dit besluit verklaart schriftelijk dat hij aan artikel 1, onderdeel b, voldoet. CArtikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:1. Onderdeel d komt te luiden: d. op of na 1 december 2020 en voor 1 februari 2021 geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend;. 2. Er worden drie onderdelen toegevoegd, luidende: e. op of na 1 februari 2021 en voor 1 april 2021 geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend; f. op of na 1 april 2021 en voor 1 mei 2021 geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend; g. op of na 1 mei 2021 geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. DArtikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:1. Het als tweede geletterde onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel d. 2. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot b tot en met e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende: a. dat hij voldoet aan artikel 1, onderdeel b;. EArtikel 5, eerste lid, onderdeel e, vervalt.FArtikel 7 komt te luiden:

Artikel 7 Het vermogen

In afwijking van artikel 34 van de wet wordt vermogen niet in aanmerking genomen.GIn artikel 12 wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot b tot en met e een onderdeel ingevoegd, luidende: a. dat hij voldoet aan artikel 1, onderdeel b;. HArtikel 14 wordt als volgt gewijzigd:1. In het opschrift wordt «Rente en looptijd» vervangen door «Rente, looptijd en moment van aanvraag». 2. In onderdeel b, wordt «ten hoogste drie jaar» vervangen door «ten hoogste drie jaar en zes maanden». 3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: c. de lening slechts wordt verleend indien de aanvraag is ingediend voor 1 juli 2021. IArtikel 16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:1. In de eerste zin wordt «1 januari 2021» vervangen door: «1 juli 2021». 2. De tweede zin komt te luiden: In het tijdvak van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 wordt geen rente opgebouwd. JHet opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:

Hoofdstuk 4 Ministeriële regelingen Artículo 19

KNa artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19

a Vergoeding voor onverschuldigd verleende voorschotten.

  1. Onze Minister vergoedt ten laste van ’s Rijks kas aan het college 30% van het totaalbedrag van de vorderingen als gevolg van onverschuldigd verleende voorschotten op aanvragen tot bijstand voor levensonderhoud als bedoeld in hoofdstuk 2, welke feitelijk zijn ingediend vóór 22 april 2020. 2. Van een onverschuldigd verleend voorschot als bedoeld in het eerste lid is sprake indien het als gevolg van de beslissing op de aanvraag geheel of gedeeltelijk niet verrekend kan worden omdat: a. de belanghebbende over de periode 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 geen recht heeft op de gevraagde bijstand; of b. het voor de belanghebbende vastgestelde recht op bijstand over de periode 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 minder bedraagt dan de over die periode verleende voorschotten. LArtikel 21 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «stelt de vergoeding, bedoeld in artikel 19» vervangen door «stelt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 19 en 19a». 2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende: 5. Bij de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van de gegevens waarvan Onze Minister kennis heeft op 30 september van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van Onze Minister op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen. 6. Indien artikel 8c van de wet van toepassing is, kan voor de vaststelling de informatie in aanmerking worden genomen die het openbaar lichaam heeft verantwoord over het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft. De eerste zin is slechts van toepassing indien de bedoelde informatie is vastgesteld overeenkomstig artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen. MArtikel 21a wordt als volgt gewijzigd:1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 21a. Overgangsrecht. 2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. In afwijking van de artikelen 1, onderdeel b, artikel 2, eerste lid, 5, eerste lid, onderdeel a, en 12, onderdeel a, kan het college bij de aanvraag voor bijstand op grond van dit besluit ingediend tussen 1 oktober 2020 en de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van het Besluit van 15 maart 2021 tot wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers in verband met het niet invoeren van de beperkte vermogenstoets, de financiële relatie tussen het Rijk en de gemeenten en enkele andere wijzigingen (Stb. 2021, 137) op andere wijze dan door middel van de verklaring vaststellen of de aanvrager per jaar 1.225 uur aan zijn bedrijf of zelfstandig beroep besteedt.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat: 1. Artikel I, onderdelen A, B, D, G en M, terugwerkt tot en met 1 oktober 2020; 2. Artikel I, onderdelen C en I, terugwerkt tot en met 1 januari 2021; 3. Artikel I, onderdeel K, terugwerkt tot en met 1 maart 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 15 maart 2021Willem-AlexanderDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de negentiende maart 2021 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Deel I. Algemene toelichting

Met dit wijzigingsbesluit van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) worden verschillende onderwerpen geregeld waarvan de belangrijkste hierna worden toegelicht.

Niet invoeren van de beperkte vermogenstoets

Met het onderhavige besluit wordt de eerder ingevoerde en later tot 1 april 2021 uitgestelde beperkte vermogenstoets afgesteld. De verspreiding van het coronavirus toont een grilliger en onvoorspelbaarder verloop dan aanvankelijk gedacht. Dit heeft ook gevolgen gehad voor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT