Besluit van 17 december 2014 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen

Besluit van 17 december 2014 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 26 november 2014, nr. DB/2014/479; Gelet op de artikelen 3.127, 5.16b, 7.8 en 10.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 18a, 18g en 31a van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 13l en 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de artikelen 13 en 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de artikelen 8, 9 en 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968, artikel 1:4 van de Algemene douanewet, artikel 64 van de Wet op de accijns, de artikelen 22, 59a, 70 en 93 van de Wet belastingen op milieugrondslag, artikel 40a van de Wet waardering onroerende zaken, artikel 32 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en artikel 8.39 van de Belastingwet BES; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 december 2014, nr. W06.14.0443/III); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2014, nr. DB/2014/515M; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 1, eerste lid, wordt «1.7, 2.5, 2.6« vervangen door «1.7, 2.6» en wordt «5.7, 5.20» vervangen door «5.7, 5.16b, 5.20». Voorts wordt «7.6, 9.2» vervangen door: 7.6, 7.8, 9.2. B. De artikelen 2 tot en met 10 vervallen. C. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het tweede lid wordt «wordt bepaald als volgt» vervangen door: wordt bepaald als volgt en vervolgens vermenigvuldigd met 37/40. 2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt de tabel vervangen door:

Indien de belastingplichtige bij het begin van het voorafgaande kalenderjaar

factor

15 jaar of ouder, doch jonger dan 20 jaar is

0,43

20 jaar of ouder, doch jonger dan 25 jaar is

0,36

25 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is

0,30

30 jaar of ouder, doch jonger dan 35 jaar is

0,24

35 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is

0,20

40 jaar of ouder, doch jonger dan 45 jaar is

0,17

45 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is

0,14

50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is

0,11

55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is

0,09

60 jaar of ouder is

0,08 3. In het vijfde lid wordt «de 65-jarige leeftijd» vervangen door »de pensioenrichtleeftijd, bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964,» en wordt de tabel vervangen door:

In de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum

factor

66 jaar of ouder

1,9/1,76

65 jaar of ouder, doch jonger dan 66 jaar

1,9/1,63

64 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar

1,9/1,52

63 jaar of ouder, doch jonger dan 64 jaar

1,9/1,41

62 jaar of ouder, doch jonger dan 63 jaar

1,9/1,32

61 jaar of ouder, doch jonger dan 62 jaar

1,9/1,23

60 jaar of ouder, doch jonger dan 61 jaar

1,9/1,15 D. Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17

bis Vrijstellingen; begrenzing premie nettolijfrente.

  1. Het percentage, bedoeld in artikel 5.16b, eerste lid, van de wet, wordt als volgt bepaald:

Indien de belastingplichtige bij het eind van het kalenderjaar

Percentage

15 jaar of ouder, doch jonger dan 20 jaar is

2,3

20 jaar of ouder, doch jonger dan 25 jaar is

2,7

25 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is

3,3

30 jaar of ouder, doch jonger dan 35 jaar is

3,9

35 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is

4,7

40 jaar of ouder, doch jonger dan 45 jaar is

5,7

45 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is

6,8

50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is

8,3

55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is

9,9

60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is

11,9

65 jaar of ouder is

13,5 2. De ten hoogste in aanmerking te nemen premie, bedoeld in artikel 5.16b, eerste lid, van de wet, wordt verminderd met de premie die in het voorafgaande kalenderjaar is ingelegd ten behoeve van een nettopensioenregeling als bedoeld in artikel 5.17, eerste lid, van de wet. E. Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21

bis Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen.

  1. Als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 van de wet wordt mede aangemerkt een buitenlandse belastingplichtige die: a. pensioen, lijfrente of een soortgelijke uitkering geniet: b. voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de aanhef en het slot van de eerste volzin van artikel 7.8, zesde lid, van de wet; en c. aannemelijk maakt dat hij wegens de geringe hoogte van zijn inkomen in het woonland geen inkomstenbelasting is verschuldigd. 2. Een buitenlandse belastingplichtige die in een kalenderjaar voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in onderdeel a of onderdeel b en het slot van de eerste volzin van artikel 7.8, zesde lid, van de wet, en die gedurende een deel van dat kalenderjaar als inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of de BES eilanden in de belastingheffing van die staat of op de BES eilanden wordt betrokken, wordt voor dat deel van het kalenderjaar aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. 3. Voor de inkomensverklaring, bedoeld in artikel 7.8, zesde lid, van de wet, wordt gebruikgemaakt van een door de inspecteur vastgestelde modelverklaring. F. Aan artikel 22, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: o. met betrekking tot een nettolijfrente of een nettopensioen als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 5.17, tweede lid, van de wet: 1°. de in het kalenderjaar betaalde of verrekende premies; 2°. indien in het kalenderjaar zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 5.16c, eerste lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 5.17e, eerste lid, van de wet: de omstandigheid die zich heeft voorgedaan en de waarde in het economische verkeer van de aanspraak aan het begin van het kalenderjaar.

ARTIKEL II

In het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt artikel 15 met ingang van 1 januari 2016 als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het tweede lid vervalt: en vervolgens vermenigvuldigd met 37/40. 2. In het vijfde lid wordt de tabel vervangen door:

In de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum

factor

66 jaar of ouder

1,875/1,739

65 jaar of ouder, doch jonger dan 66 jaar

1,875/1,616

64 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar

1,875/1,504

63 jaar of ouder, doch jonger dan 64 jaar

1,875/1,403

62 jaar of ouder, doch jonger dan 63 jaar

1,875/1,311

61 jaar of ouder, doch jonger dan 62 jaar

1,875/1,226

60 jaar of ouder, doch jonger dan 61 jaar

1,875/1,149

ARTIKEL III

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 1, eerste lid, wordt «31a, 32bd, 33» vervangen door: 31a, 33. B. Artikel 10aa wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt de tabel vervangen door:

Indien bij een middelloonstelsel bij de toepassing van artikel 18a van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van

wordt het in artikel 18a, achtste lid, onderdeel a, eerste volzin, bedoelde bedrag vervangen door 75% van

meer dan

maar niet meer dan

1,701%

€ 10.024

1,701%

1,788%

€ 11.314 2. In het tweede lid wordt de tabel vervangen door:

Indien bij een eindloonstelsel bij de toepassing van artikel 18a van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van

wordt het in artikel 18a, achtste lid, onderdeel a, eerste volzin, bedoelde bedrag vervangen door 66,28% van

meer dan

maar niet meer dan

1,483%

€ 11.343

1,483%

1,570%

€ 12.803 3. In het vierde lid wordt «eerste en tweede lid» telkens vervangen door: tweede en eerste lid. C. In artikel 10ab, vijfde lid, aanhef en onderdeel b, en zesde lid, wordt »401/6-deelnemingsjarenpensioen» vervangen door: 401/4-deelnemingsjarenpensioen. D. Na artikel 10b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10

ba.

Voor zover het pensioengevend loon bestaat uit tot het regelmatig genoten loon behorende loonbestanddelen, mag voor de bepaling van het gemiddelde pensioengevend loon, bedoeld in de artikelen 18a en 18e van de wet, worden uitgegaan van de loopbaanontwikkeling, bedoeld in artikel 18a, derde lid, onderdeel b, van de wet. E. In artikel 10eb, tweede lid, wordt «de titel van master heeft behaald aan een instelling voor wetenschappelijk onderwijs« vervangen door: in het wetenschappelijk onderwijs een Nederlandse graad of een hiermee gelijkwaardige buitenlandse graad heeft behaald. F. Hoofdstuk 4b vervalt.

ARTIKEL IV

Het Besluit beleggingsinstellingen wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 4, tweede lid, wordt «het in het jaar volgens goed koopmansgebruik berekende saldo van koerswinsten en koersverliezen op effecten en van winsten en verliezen ter zake van de vervreemding van overige beleggingen» vervangen door: de som van het in het jaar volgens goed koopmansgebruik berekende saldo van koerswinsten en koersverliezen op effecten, het saldo van winsten en verliezen ter zake van de vervreemding van overige beleggingen en het ingevolge artikel 10, vierde lid, berekende saldo van herwaarderingswinsten en herwaarderingsverliezen. B. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt «Een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een fonds voor gemene rekening» vervangen door: Een lichaam. 2. In het tweede lid wordt «een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een fonds voor gemene rekening» vervangen door: een lichaam. 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Aan het einde van het jaar, voorafgaande aan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT